G5124 τοῦτο
touto

Bijbelteksten

Romeinen 10:8Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken.
Romeinen 11:7Wat dan? Hetgeen Israel zoekt, dat heeft het niet verkregen; maar de uitverkorenen hebben het verkregen, en de anderen zijn verhard geworden.
Romeinen 11:25Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt, bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israel gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn.
Romeinen 12:20Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen.
Romeinen 13:6Want daarom betaalt gij ook schattingen; want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk bezig zijnde.
Romeinen 13:11En dit [zeg ik te meer], dewijl wij de gelegenheid des tijds weten, dat het de ure is, dat wij nu uit den slaap opwaken; want de zaligheid is ons nu nader, dan toen wij [eerst] geloofd hebben.
Romeinen 14:9Want daartoe is Christus ook gestorven, en opgestaan, en weder levend geworden, opdat Hij beiden over doden en levenden heersen zou.
Romeinen 14:13Laat ons dan elkander niet meer oordelen; maar oordeelt dit liever, namelijk, dat gij den broeder geen aanstoot of ergernis geeft.
Romeinen 15:9En de heidenen God vanwege de barmhartigheid zouden verheerlijken; gelijk geschreven is: Daarom zal ik U belijden onder de heidenen, en Uw Naam lofzingen.
Romeinen 15:28Als ik dan dit volbracht, en hun deze vrucht verzegeld zal hebben, zo zal ik door ulieder [stad] naar Spanje afkomen.
1 Corinthiers 1:12En dit zeg ik, dat een iegelijk van u zegt: Ik ben van Paulus, en ik van Apollos; en ik van Cefas; en ik van Christus.
1 Corinthiers 4:17Daarom heb ik Timotheus tot u gezonden, die mijn lieve en getrouwe zoon is in den Heere, welke u zal indachtig maken mijn wegen, die in Christus zijn, gelijkerwijs ik alom in alle Gemeenten leer.
1 Corinthiers 5:2En zijt gij [nog] opgeblazen, en hebt niet veel meer leed gedragen, opdat hij uit het midden van u weggedaan worde, die deze daad begaan heeft?
1 Corinthiers 5:3Doch ik, als wel met het lichaam afwezend, maar tegenwoordig zijnde met den geest, heb alrede, als [of ik] tegenwoordig [ware], dengene, die dat alzo bedreven heeft, besloten,
1 Corinthiers 6:6Maar de [ene] broeder gaat met den [anderen] broeder te recht, en dat voor ongelovigen.
1 Corinthiers 7:6Doch dit zeg ik uit toelating, niet uit bevel.
1 Corinthiers 7:26Ik houde dan dit goed te zijn, om den aanstaanden nood, dat het, [zeg ik], den mens goed is alzo te zijn.
1 Corinthiers 7:29Maar dit zeg ik, broeders, dat de tijd voorts kort is; opdat ook die vrouwen hebben, zouden zijn als niet hebbende;
1 Corinthiers 7:35En dit zeg ik tot uw eigen voordeel; niet opdat ik een strik over u zou werpen, maar [om u te leiden] tot hetgeen wel voegt, en bekwaam is, om den Heere wel aan te hangen, zonder herwaarts en derwaarts getrokken te worden.
1 Corinthiers 7:37Doch die vast staat in [zijn] hart, geen noodzaak hebbende, maar macht heeft over zijn eigen wil, en dit in zijn hart besloten heeft, dat hij zijn maagd zal bewaren, die doet wel.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech