2 Corinthiers 5:14 | Want de liefde van Christus dringt ons; |
2 Corinthiers 7:11 | Want ziet, ditzelfde dat gij naar God zijt bedroefd geworden, hoe grote naarstigheid heeft het in u gewrocht? Ja, verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen, ja, ijver, ja, wraak; in alles hebt gij uzelven bewezen rein te zijn in deze zaak. |
2 Corinthiers 7:13 | Daarom zijn wij vertroost geworden over uw vertroosting; en zijn nog overvloediger verblijd geworden over de blijdschap van Titus, omdat zijn geest van u allen verkwikt is geworden. |
2 Corinthiers 8:10 | En ik zeg in dezen [mijn] mening; want dit is u oorbaar, als die niet alleen het doen, maar ook het willen van over een jaar te voren hebt begonnen. |
2 Corinthiers 8:20 | Dit verhoedende, dat ons niemand moge lasteren in dezen overvloed, die van ons wordt bediend; |
2 Corinthiers 9:6 | En dit [zeg ik]: Die spaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien; en die in zegeningen zaait, zal ook in zegeningen maaien. |
2 Corinthiers 10:7 | Ziet gij aan wat voor ogen is? Indien iemand bij zichzelven betrouwt, dat hij van Christus is, die denke dit wederom uit zichzelven, dat gelijkerwijs hij van Christus is, alzo ook wij van Christus zijn. |
2 Corinthiers 10:11 | Dezulke bedenke dit, dat hoedanigen wij zijn in het woord door brieven, als wij afwezig zijn, wij ook zodanigen zijn inderdaad, als wij tegenwoordig zijn. |
2 Corinthiers 13:1 | Dit is de derde maal, [dat] ik tot u kom; in den mond van twee of drie getuigen zal alle woord bestaan. |
2 Corinthiers 13:9 | Want wij verblijden ons, wanneer wij zwak zijn, en gij sterk zijt. En wij wensen ook dit, [namelijk] uw volmaking. |
2 Corinthiers 13:10 | Daarom schrijf ik, afwezende, deze dingen, opdat ik niet, tegenwoordig zijnde, strengheid zou gebruiken, naar de macht, die mij de Heere gegeven heeft tot opbouwing, en niet tot nederwerping. |
Galaten 2:10 | Alleenlijk, dat wij den armen zouden gedenken; hetwelk zelf ik ook benaarstigd heb te doen. |
Galaten 3:2 | Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? |
Galaten 3:17 | En dit zeg ik: Het verbond, dat te voren van God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis te niet te doen. |
Galaten 6:7 | Dwaalt niet; God laat Zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien. |
Efeziers 1:15 | Daarom ook ik, gehoord hebbende het geloof in den Heere Jezus, dat onder u is, en de liefde tot al de heiligen, |
Efeziers 2:8 | Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; |
Efeziers 4:17 | Ik zeg dan dit, en betuig het in den Heere, dat gij niet meer wandelt, gelijk als de andere heidenen wandelen in de ijdelheid huns gemoeds. |
Efeziers 5:5 | Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God. |
Efeziers 5:17 | Daarom zijt niet onverstandig, maar verstaat, welke de wil des Heeren zij. |