Lukas 7:4 | Dezen nu, tot Jezus gekomen zijnde, baden Hem ernstelijk, zeggende: Hij is waardig, dat Gij hem dat doet; |
Lukas 7:8 | Want ik ben ook een mens, onder de macht [van anderen] gesteld, hebbende krijgsknechten onder mij, en ik zeg tot dezen: Ga, en hij gaat; en tot den anderen: Kom en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en hij doet [het]. |
Lukas 9:21 | En Hij gebood hun scherpelijk en beval, dat zij dit niemand zeggen zouden; |
Lukas 9:45 | Maar zij verstonden dit woord niet, en het was voor hen verborgen, alzo dat zij het niet begrepen; en zij vreesden van dat woord Hem te vragen. |
Lukas 9:48 | En zeide tot hen: Zo wie dit kindeken ontvangen zal in Mijn Naam, die ontvangt Mij; en zo wie Mij ontvangen zal, ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft. Want die de minste onder u allen is, die zal groot zijn. |
Lukas 10:11 | Ook het stof, dat uit uw stad aan ons kleeft, schudden wij af op ulieden; nochtans zo weet dit, dat het Koninkrijk Gods nabij u gekomen is. |
Lukas 10:28 | En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geantwoord; doe dat, en gij zult leven. |
Lukas 11:19 | En indien Ik door Beelzebul de duivelen uitwerp, door wien werpen ze uw zonen uit? Daarom zullen dezen uw rechters zijn. |
Lukas 11:49 | Waarom ook de wijsheid Gods zegt: Ik zal profeten en apostelen tot hen zenden, en van die zullen zij [sommigen] doden, en [sommigen] zullen zij uitjagen; |
Lukas 12:18 | En hij zeide: Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken, en grotere bouwen, en zal aldaar verzamelen al dit mijn gewas, en deze mijn goederen; |
Lukas 12:22 | En Hij zeide tot Zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam, waarmede gij u kleden zult. |
Lukas 12:39 | Maar weet dit, dat, indien de heer des huizes geweten had, in welke ure de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben, en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. |
Lukas 13:8 | En hij, antwoordende, zeide tot hem: Heere, laat hem ook [nog] dit jaar, totdat ik om hem gegraven en mest gelegd zal hebben; |
Lukas 14:20 | En een ander zeide: Ik heb een vrouw getrouwd, en daarom kan ik niet komen. |
Lukas 16:2 | En hij riep hem, en zeide tot hem: Hoe hoor ik dit van u? Geef rekenschap van uw rentmeesterschap; want gij zult niet meer kunnen rentmeester zijn. |
Lukas 18:34 | En zij verstonden geen van deze dingen; en dit woord was voor hen verborgen, en zij verstonden niet, hetgeen gezegd werd. |
Lukas 18:36 | En deze, horende de schare voorbijgaan, vraagde, wat dat ware. |
Lukas 20:17 | Maar Hij zag hen aan, en zeide: Wat is dan dit, hetwelk geschreven staat: De steen, dien de bouwlieden verworpen hebben, deze is tot een hoofd des hoeks geworden? |
Lukas 22:15 | En Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten, eer dat Ik lijde; |
Lukas 22:17 | En als Hij een drinkbeker genomen had, en gedankt had, zeide Hij: Neemt dezen, en deelt [hem] onder ulieden. |