G5711

Bijbelteksten

Handelingen 8:3En Saulus verwoestte de Gemeente, gaande in de huizen; en trekkende mannen en vrouwen, leverde hen over in de gevangenis.
Handelingen 8:7Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen [dezelve] uit, roepende met grote stem; en vele geraakten en kreupelen werden genezen.
Handelingen 8:36En alzo zij over weg reisden, kwamen zij aan een zeker water; en de kamerling zeide: Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden?
Handelingen 8:39En toen zij uit het water waren opgekomen, nam de Geest des Heeren Filippus weg, en de kamerling zag hem niet meer; want hij reisde zijn weg met blijdschap.
Handelingen 9:17En Ananias ging heen en kwam in het huis; en de handen op hem leggende, zeide hij: Saul, broeder! de Heere heeft mij gezonden, [namelijk] Jezus, Die u verschenen is op den weg, dien gij kwaamt, opdat gij weder ziende en met den Heiligen Geest vervuld zoudt worden.
Handelingen 9:26Saulus nu, te Jeruzalem gekomen zijnde, poogde zich bij de discipelen te voegen; maar zij vreesden hem allen, niet gelovende, dat hij een discipel was.
Handelingen 10:18En [iemand] geroepen hebbende, vraagden zij, of Simon, toegenaamd Petrus, daar te huis lag.
Handelingen 12:15En zij zeiden tot haar: Gij raast. Doch zij bleef er sterk bij, dat het alzo was. En zij zeiden: Het is zijn engel.
Handelingen 14:8En een zeker man, te Lystre, zat onmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijner moeders lijf, die nooit had gewandeld.
Handelingen 14:10Zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten! En hij sprong op en wandelde.
Handelingen 15:3Zij dan, van de Gemeente uitgeleid zijnde, reisden door Fenicie en Samaria, verhalende de bekering der heidenen; en deden al den broederen grote blijdschap aan.
Handelingen 15:41En hij doorreisde Syrie en Cilicie, versterkende de Gemeenten.
Handelingen 16:4En alzo zij de steden doorreisden, gaven zij hun de verordeningen over, die van de apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem goed gevonden waren, om [die] te onderhouden.
Handelingen 16:25En omtrent den middernacht baden Paulus en Silas, en zongen Gode lofzangen en de gevangenen hoorden naar hen.
Handelingen 16:34En hij bracht hen in zijn huis, en zette [hun] de tafel voor, en verheugde zich, dat hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was.
Handelingen 17:17Hij handelde dan in de synagoge met de Joden, en met degenen, die godsdienstig waren, en op de markt alle dagen met degenen, die [hem] voorkwamen.
Handelingen 18:3En omdat hij van hetzelfde handwerk was, bleef hij bij hen, en wrocht; want zij waren tentenmakers van handwerk.
Handelingen 18:4En hij handelde op elken sabbat in de synagoge, en bewoog [tot het geloof] Joden en Grieken.
Handelingen 18:28Want hij overtuigde de Joden met groten ernst in het openbaar, bewijzende door de Schriften, dat Jezus de Christus was.
Handelingen 19:8En hij ging in de synagoge, en sprak vrijmoediglijk, drie maanden lang [met hen] handelende, en [hun] aanradende de zaken van het Koninkrijk Gods.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel