Galaten 4:17 | Zij ijveren niet recht over u; maar zij willen ons uitsluiten, opdat gij over hen zoudt ijveren. |
Galaten 5:17 | Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet, hetgeen gij wildet. |
Galaten 5:25 | Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen. |
Galaten 6:7 | Dwaalt niet; God laat Zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien. |
Galaten 6:9 | Doch laat ons, goed doende, niet vertragen; want te zijner tijd zullen wij maaien, zo wij niet verslappen. |
Efeziers 4:28 | Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene, die nood heeft. |
Filippenzen 1:9 | En dit bid ik [God], dat uw liefde nog meer en meer overvloedig worde in erkentenis en alle gevoelen; |
Filippenzen 1:26 | Opdat uw roem in Christus Jezus overvloedig zij aan mij, door mijn tegenwoordigheid wederom bij u. |
Filippenzen 2:2 | Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van een gemoed [en] van een gevoelen zijnde. |
Filippenzen 2:19 | En ik hoop in den Heere Jezus Timotheus haast tot u te zenden, opdat ik ook welgemoed moge zijn, als ik uw zaken zal verstaan hebben. |
Filippenzen 3:15 | Zovelen dan als wij volmaakt zijn, laat ons dit gevoelen; en indien gij iets anderszins gevoelt, ook dat zal u God openbaren. |
Colossenzen 3:13 | Verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen iemand [enige] klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, [doet] ook gij alzo. |
Colossenzen 3:17 | En al wat gij doet met woorden of met werken, [doet] het alles in de Naam van de Heere Jezus, dankende God en de Vader door Hem. |
Colossenzen 3:21 | Gij vaders, tergt uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden. |
Colossenzen 3:23 | En al wat gij doet, doet dat van harte als den Heere en niet den mensen, |
Colossenzen 4:17 | En zegt aan Archippus: Zie op de bediening, die gij aangenomen hebt in de Heere, dat gij die vervult. |
1 Thessalonicensen 2:7 | Maar wij zijn vriendelijk geweest in het midden van u, gelijk als een voedster haar kinderen koestert; |
1 Thessalonicensen 4:1 | Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij [daarin] meer overvloedig wordt. |
1 Thessalonicensen 4:12 | Opdat gij eerlijk wandelt bij degenen, die buiten zijn, en geen ding van node hebt. |
1 Thessalonicensen 5:3 | Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede, en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte [vrouw]; en zij zullen het geenszins ontvlieden; |