Hebreeen 4:7 | Zo bepaalt Hij wederom een zekeren dag, [namelijk] heden, door David zeggende, zo langen tijd daarna (gelijkerwijs gezegd is): Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet. |
Hebreeen 4:14 | Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, [namelijk] Jezus, den Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. |
Hebreeen 5:1 | Want alle hogepriester, uit de mensen genomen, wordt gesteld voor de mensen in de zaken, die bij God [te doen zijn], opdat hij offere gaven en slachtofferen voor de zonden; |
Hebreeen 6:3 | En dit zullen wij [ook] doen, indien het God toelaat. |
Hebreeen 6:18 | Opdat wij, door twee onveranderlijke dingen, in welke het onmogelijk is dat God liege, een sterke vertroosting zouden hebben, [wij namelijk,] die de toevlucht genomen hebben, om de voorgestelde hoop vast te houden; |
Hebreeen 9:25 | Noch ook, opdat Hij Zichzelven dikwijls zou opofferen, gelijk de hogepriester alle jaar in het heiligdom ingaat met vreemd bloed; |
Hebreeen 10:23 | Laat ons de onwankelbare belijdenis der hoop [vast]houden; (want Die het beloofd heeft, is getrouw); |
Hebreeen 10:24 | En laat ons op elkander acht nemen, tot opscherping der liefde en der goede werken; |
Hebreeen 11:32 | En wat zal ik nog [meer] zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken, zou ik verhalen van Gideon, en Barak, en Samson, en Jeftha, en David, en Samuel, en de profeten; |
Hebreeen 12:1 | Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die [ons] lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is; |
Hebreeen 12:15 | Toeziende, dat niet iemand verachtere van de genade Gods; dat niet enige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, beroerte make, en door dezelve velen ontreinigd worden. |
Hebreeen 12:28 | Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade [vast]houden, door dewelke wij welbehagelijk Gode mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. |
Hebreeen 13:5 | [Uw] wandel zij zonder geldgierigheid; en zijt vergenoegd met het tegenwoordige; want Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten. |
Hebreeen 13:15 | Laat ons dan door Hem altijd Gode opofferen een offerande des lofs, dat is, de vrucht der lippen, die Zijn Naam belijden. |
Hebreeen 13:17 | Zijt uw voorgangeren gehoorzaam, en zijt hun onderdanig; want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap geven zullen; opdat zij dat doen mogen met vreugde en niet al zuchtende; want dat is u niet nuttig. |
Jakobus 2:14 | Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zalig maken? |
Jakobus 2:15 | Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek zouden hebben aan dagelijks voedsel; |
Jakobus 2:17 | Alzo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood. |
1 Petrus 3:16 | En hebt een goed geweten, opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden, die uw goeden wandel in Christus lasteren. |
1 Petrus 4:6 | Want daartoe is ook den doden het Evangelie verkondigd geworden, opdat zij wel zouden geoordeeld worden naar den mens in het vlees, maar leven zouden naar God in den geest. |