G5743

Bijbelteksten

Romeinen 5:13Want tot de wet was de zonde in de wereld; maar de zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is.
Romeinen 8:7Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet.
Romeinen 8:14Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods.
Romeinen 8:36(Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.)
Romeinen 10:10Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid.
Romeinen 13:9Want dit: Gij zult geen overspel doen, gij zult niet doden, gij zult niet stelen, gij zult geen valse getuigenis geven, gij zult niet begeren; en zo er enig ander gebod is, wordt in dit woord als in een hoofdsom begrepen, [namelijk] in dit: Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelven.
Romeinen 14:15Maar indien uw broeder om der spijze wil bedroefd wordt, zo wandelt gij niet meer naar liefde. Verderf dien niet met uw spijze, voor welken Christus gestorven is.
Romeinen 14:21Het is goed geen vlees te eten, noch wijn te drinken, noch [iets], waaraan uw broeder zich stoot, of geergerd wordt, of [waarin] hij zwak is.
1 Corinthiers 2:14Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden.
1 Corinthiers 2:15Doch de geestelijke [mens] onderscheidt wel alle dingen, maar hij zelf wordt van niemand onderscheiden.
1 Corinthiers 3:13Eens iegelijks werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuur beproeven.
1 Corinthiers 4:2En voorts wordt in de uitdelers vereist, dat elk getrouw bevonden worde.
1 Corinthiers 4:11Tot op deze tegenwoordige ure lijden wij honger, en lijden wij dorst, en zijn naakt, en worden met vuisten geslagen, en hebben geen vaste woonplaats;
1 Corinthiers 5:1Men hoort ganselijk, [dat er] hoererij onder u [is], en zodanige hoererij, die ook onder de heidenen niet genoemd wordt, alzo dat er een zijns vaders huisvrouw heeft.
1 Corinthiers 6:2Weet gij niet, dat de heiligen de wereld oordelen zullen? En indien door u de wereld geoordeeld wordt, zijt gij onwaardig de minste gerechtzaken?
1 Corinthiers 6:6Maar de [ene] broeder gaat met den [anderen] broeder te recht, en dat voor ongelovigen.
1 Corinthiers 6:7Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtzaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade?
1 Corinthiers 8:7Doch in allen is de kennis niet; maar sommigen, met een geweten des afgods tot nog toe, eten als [iets] dat den afgoden geofferd is; en hun geweten, zwak zijnde, wordt bevlekt.
1 Corinthiers 8:8De spijze nu maakt ons Gode niet aangenaam; want hetzij dat wij eten, wij hebben geen overvloed; en hetzij dat wij niet eten, wij hebben geen gebrek.
1 Corinthiers 10:29Doch ik zeg, [om] het geweten, niet van uzelven, maar des anderen; want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten?

Mede mogelijk dankzij