G5758

Bijbelteksten

Handelingen 20:29Want dit weet ik, dat na mijn vertrek zware wolven tot u inkomen zullen, die de kudde niet sparen.
Handelingen 21:28Roepende: Gij Israelietische mannen, komt te hulp! Deze is de mens, die tegen het volk, en de wet, en deze plaats allen [man] overal leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in den tempel gebracht, en heeft deze heilige plaats ontheiligd.
Handelingen 22:15Want gij zult Hem getuige zijn bij alle mensen, van hetgeen gij gezien en gehoord hebt.
Handelingen 25:11Want indien ik onrecht doe, en iets des doods waardig gedaan heb, ik weiger niet te sterven; maar indien er niets is van hetgeen, waarvan dezen mij beschuldigen, zo kan niemand mij hun uit gunst overgeven. Ik beroep mij op den keizer.
Handelingen 26:4Mijn leven dan van der jonkheid aan, hetwelk van den beginne onder mijn volk te Jeruzalem geweest is, weten al de Joden;
Handelingen 26:6En nu sta ik, en word geoordeeld over de hoop der belofte, die van God tot de vaderen geschied is;
Handelingen 26:22Dan, hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende beiden klein en groot; niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zoude:
Handelingen 26:27Gelooft gij, o koning Agrippa, de profeten? Ik weet dat gij ze gelooft.
Romeinen 2:2En wij weten, dat het oordeel Gods naar waarheid is over degenen, die zulke dingen doen.
Romeinen 3:19Wij weten nu, dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen, die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld [voor] God verdoemelijk zij.
Romeinen 4:17(Gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Welken hij geloofd heeft, [namelijk] God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren;
Romeinen 5:2Door Welken wij ook de toeleiding hebben door het geloof tot deze genade, in welke wij staan, en roemen in de hoop der heerlijkheid Gods.
Romeinen 6:16Weet gij niet, dat wien gij uzelven stelt tot dienstknechten ter gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt desgenen, dien gij gehoorzaamt, of der zonde tot den dood, of der gehoorzaamheid tot gerechtigheid?
Romeinen 7:14Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.
Romeinen 7:18Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is [wel] bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
Romeinen 8:22Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen [als] in barensnood is tot nu toe.
Romeinen 8:26En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.
Romeinen 8:27En Die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.
Romeinen 8:28En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, [namelijk] dengenen, die naar [Zijn] voornemen geroepen zijn.
Romeinen 9:6Doch [ik zeg dit] niet, alsof het woord Gods ware uitgevallen; want die zijn niet allen Israel, die uit Israel zijn.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin