Genesis 18:33 | Toen ging de HEERE weg, als Hij geeindigd had tot Abraham te spreken; en Abraham keerde weder naar zijn plaats. |
Genesis 19:27 | En Abraham maakte zich deszelven morgens vroeg op, naar de plaats, waar hij voor het aangezicht des HEEREN gestaan had. |
Genesis 19:29 | En het geschiedde, toen God de steden dezer vlakte verdierf, dat God aan Abraham gedacht, en Hij leidde Lot uit het midden dezer omkering, in het omkeren dier steden, in welke Lot gewoond had. |
Genesis 20:1 | En Abraham reisde van daar naar het land van het zuiden, en woonde tussen Kades en tussen Sur; en hij verkeerde als vreemdeling te Gerar. |
Genesis 20:2 | Als nu Abraham van Sara, zijn huisvrouw, gezegd had: Zij is mijn zuster, zo zond Abimelech, de koning van Gerar, en nam Sara weg. |
Genesis 20:9 | En Abimelech riep Abraham, en zeide tot hem: Wat hebt gij ons gedaan? en wat heb ik tegen u gezondigd, dat gij over mij en over mijn koninkrijk een grote zonde gebracht hebt? gij hebt daden met mij gedaan, die niet zouden gedaan worden. |
Genesis 20:10 | Voorts zeide Abimelech tot Abraham: Wat hebt gij gezien, dat gij deze zaak gedaan hebt? |
Genesis 20:11 | En Abraham zeide: Want ik dacht: alleen is de vreze Gods in deze plaats niet, zodat zij mij om mijner huisvrouw wil zullen doden. |
Genesis 20:14 | Toen nam Abimelech schapen en runderen, ook dienstknechten en dienstmaagden, en gaf dezelve aan Abraham; en hij gaf hem Sara zijn huisvrouw weder. |
Genesis 20:17 | En Abraham bad tot God; en God genas Abimelech, en zijn huisvrouw, en zijn dienstmaagden, zodat zij baarden. |
Genesis 20:18 | Want de HEERE had al de baarmoeders van het huis van Abimelech ganselijk toegesloten, ter oorzake van Sara, Abrahams huisvrouw. |
Genesis 21:2 | En Sara werd bevrucht, en baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, ter gezetter tijd, dien hem God gezegd had. |
Genesis 21:3 | En Abraham noemde den naam zijns zoons, dien hem geboren was, dien hem Sara gebaard had, Izak. |
Genesis 21:4 | En Abraham besneed zijn zoon Izak, zijnde acht dagen oud, gelijk als hem God geboden had. |
Genesis 21:5 | En Abraham was honderd jaren oud, als hem Izak zijn zoon geboren werd. |
Genesis 21:7 | Voorts zeide zij: Wie zou Abraham gezegd hebben: Sara heeft zonen gezoogd? want ik heb een zoon gebaard in zijn ouderdom. |
Genesis 21:8 | En het kind werd groot, en werd gespeend; toen maakte Abraham een groten maaltijd op den dag, als Izak gespeend werd. |
Genesis 21:9 | En Sara zag den zoon van Hagar, de Egyptische, dien zij Abraham gebaard had, spottende. |
Genesis 21:10 | En zij zeide tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet erven. |
Genesis 21:11 | En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake van zijn zoon. |