Job 38:21 | Gij weet het, want gij waart toen geboren, en uw dagen zijn veel in getal. |
Psalm 2:5 | Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken. |
Psalm 19:14 | Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen; dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding. |
Psalm 40:8 | Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven. |
Psalm 51:21 | Dan zult Gij lust hebben aan de offeranden der gerechtigheid, aan brandoffer en een offer, dat gans verteerd wordt; dan zullen zij varren offeren op Uw altaar. |
Psalm 56:10 | Dan zullen mijn vijanden achterwaarts keren, ten dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij is. |
Psalm 69:5 | Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven. |
Psalm 76:8 | Gij, vreselijk zijt Gij; en wie zal voor Uw aangezicht bestaan, van den tijd Uws toorns af? |
Psalm 89:20 | Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd. |
Psalm 93:2 | Van toen af is Uw troon bevestigd, Gij zijt van eeuwigheid af. |
Psalm 96:12 | Dat het veld huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de bomen des wouds juichen. |
Psalm 119:6 | Dan zou ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden. |
Psalm 119:92 | Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan. |
Psalm 126:2 | Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De HEERE heeft grote dingen aan dezen gedaan. |
Spreuken 1:28 | Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; |
Spreuken 2:5 | Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis van God vinden. |
Spreuken 2:9 | Dan zult gij verstaan gerechtigheid, en recht, en billijkheden, [en] alle goede pad. |
Spreuken 3:23 | Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten. |
Spreuken 8:22 | De HEERE bezat Mij [in het] beginsel Zijns wegs, voor Zijn werken, van toen aan. |
Spreuken 20:14 | Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. |