H410 אֵל
God, god

Bijbelteksten

Nehemia 1:5En ik zeide: Och, HEERE, God des hemels, Gij, grote en vreselijke God! Die het verbond en de goedertierenheid houdt dien, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden.
Nehemia 5:5Nu is toch ons vlees als het vlees onzer broederen, onze kinderen zijn als hun kinderen; en ziet, wij onderwerpen onze zonen en onze dochteren tot dienstknechten; ja, er zijn enige van onze dochteren onderworpen, dat zij in de macht onzer handen niet zijn; en anderen hebben onze akkers en onze wijngaarden.
Nehemia 9:31Doch door Uw grote barmhartigheden hebt Gij hen niet vernield, noch hen verlaten; want Gij zijt een genadig en barmhartig God.
Nehemia 9:32Nu dan, o onze God, Gij grote, Gij machtige, en Gij vreselijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt; laat voor Uw aangezicht niet gering zijn al de moeite, die ons getroffen heeft, onze koningen, onze vorsten, en onze priesteren; en onze profeten, en onze vaderen, en Uw ganse volk, van de dagen der koningen van Assur af tot op dezen dag.
Job 5:8Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten;
Job 8:3Zou dan God het recht verkeren, en zou de Almachtige de gerechtigheid verkeren?
Job 8:5[Maar] indien gij naar God vroeg zoekt, en tot den Almachtige om genade bidt;
Job 8:13Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan.
Job 8:20Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand;
Job 9:2Waarlijk, ik weet, dat het zo is; want hoe zou de mens rechtvaardig zijn bij God?
Job 12:6De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt.
Job 13:3Maar ik zal tot den Almachtige spreken, en ben belust [mij] te verdedigen voor God.
Job 13:7Zult gij voor God onrecht spreken, en zult gij voor Hem bedriegerij spreken?
Job 13:8Zult gij Zijn aangezicht aannemen? Zult gij voor God twisten?
Job 13:20Alleenlijk doe twee dingen niet met mij; dan zal ik mij van Uw aangezicht niet verbergen.
Job 15:4Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg.
Job 15:11Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u?
Job 15:13Dat gij uw geest keert tegen God, en [zulke] redenen uit uw mond laat uitgaan.
Job 15:25Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan.
Job 16:11God heeft mij den verkeerde overgegeven, en heeft mij afgewend in de handen der goddelozen.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel