Job 33:6 | Zie, ik ben Godes, gelijk gij; uit het leem ben ik ook afgesneden. |
Job 33:14 | Maar God spreekt eens of tweemaal; doch men let niet daarop. |
Job 33:29 | Zie, dit alles werkt God twee- [of] driemaal met een man; |
Job 34:5 | Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig, en God heeft mijn recht weggenomen. |
Job 34:10 | Daarom, gij, lieden van verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, en de Almachtige van onrecht! |
Job 34:12 | Ook waarlijk, God handelt niet goddelooslijk, en de Almachtige verkeert het recht niet. |
Job 34:23 | Gewisselijk, Hij legt den mens niet te veel op, dat hij tegen God in het gericht zou mogen treden. |
Job 34:31 | Zekerlijk heeft hij tot God gezegd: Ik heb [Uw straf] verdragen, ik zal het niet verderven. |
Job 34:37 | Want tot zijn zonde zou hij nog overtreding bijvoegen; hij zou onder ons in de handen klappen, en hij zou zijn redenen vermenigvuldigen tegen God. |
Job 35:2 | Houdt gij dat voor recht, [dat] gij gezegd hebt: Mijn gerechtigheid is meerder dan Gods? |
Job 35:13 | Gewisselijk zal God de ijdelheid niet verhoren, en de Almachtige zal die niet aanschouwen. |
Job 36:5 | Zie, God is geweldig, nochtans versmaadt Hij niet; geweldig is Hij in kracht des harten. |
Job 36:22 | Zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar, gelijk Hij? |
Job 36:26 | Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren. |
Job 37:5 | God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet. |
Job 37:10 | Door [zijn] geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. |
Job 37:14 | Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. |
Job 39:3 | Wie bereidt de raaf haar kost, als haar jongen tot God schreeuwen, [als] zij dwalen, omdat er geen eten is? |
Job 40:4 | Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen? |
Job 40:14 | Hij is een hoofdstuk der wegen Gods; Die hem gemaakt heeft, heeft [hem] zijn zwaard aangehecht. |