H410 אֵל
God, god

Bijbelteksten

Job 33:6Zie, ik ben Godes, gelijk gij; uit het leem ben ik ook afgesneden.
Job 33:14Maar God spreekt eens of tweemaal; doch men let niet daarop.
Job 33:29Zie, dit alles werkt God twee- [of] driemaal met een man;
Job 34:5Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig, en God heeft mijn recht weggenomen.
Job 34:10Daarom, gij, lieden van verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, en de Almachtige van onrecht!
Job 34:12Ook waarlijk, God handelt niet goddelooslijk, en de Almachtige verkeert het recht niet.
Job 34:23Gewisselijk, Hij legt den mens niet te veel op, dat hij tegen God in het gericht zou mogen treden.
Job 34:31Zekerlijk heeft hij tot God gezegd: Ik heb [Uw straf] verdragen, ik zal het niet verderven.
Job 34:37Want tot zijn zonde zou hij nog overtreding bijvoegen; hij zou onder ons in de handen klappen, en hij zou zijn redenen vermenigvuldigen tegen God.
Job 35:2Houdt gij dat voor recht, [dat] gij gezegd hebt: Mijn gerechtigheid is meerder dan Gods?
Job 35:13Gewisselijk zal God de ijdelheid niet verhoren, en de Almachtige zal die niet aanschouwen.
Job 36:5Zie, God is geweldig, nochtans versmaadt Hij niet; geweldig is Hij in kracht des harten.
Job 36:22Zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar, gelijk Hij?
Job 36:26Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren.
Job 37:5God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet.
Job 37:10Door [zijn] geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden.
Job 37:14Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods.
Job 39:3Wie bereidt de raaf haar kost, als haar jongen tot God schreeuwen, [als] zij dwalen, omdat er geen eten is?
Job 40:4Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?
Job 40:14Hij is een hoofdstuk der wegen Gods; Die hem gemaakt heeft, heeft [hem] zijn zwaard aangehecht.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel