Jesaja 66:24 | En zij zullen henen uitgaan, en zij zullen de dode lichamen der lieden zien, die tegen Mij overtreden hebben; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitgeblust worden, en zij zullen allen vlees een afgrijzing wezen. |
Jeremia 7:21 | Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Doet uw brandofferen tot uw slachtofferen, en eet vlees. |
Jeremia 11:15 | Wat heeft Mijn beminde in Mijn huis [te doen], dewijl zij die schandelijke daad [met] velen doet, en het heilige vlees van u geweken is? Wanneer gij kwaad [doet], dan springt gij op van vreugde. |
Jeremia 12:12 | Op alle hoge plaatsen in de woestijn zijn verstoorders gekomen, want het zwaard des HEEREN verteert van het [ene] einde des lands tot aan het [andere] einde des lands; er is geen vrede voor enig vlees. |
Jeremia 17:5 | Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees [tot] zijn arm stelt, en wiens hart van den HEERE afwijkt! |
Jeremia 19:9 | En Ik zal hunlieden het vlees hunner zonen en het vlees hunner dochteren doen eten, en zij zullen eten, een iegelijk het vlees zijns naasten, in de belegering en in de benauwing, waarmede hen hun vijanden, en die hun ziel zoeken, benauwen zullen. |
Jeremia 25:31 | Het geschal zal komen tot aan het einde der aarde; want de HEERE heeft een twist met de volken, Hij zal gericht houden met alle vlees; de goddelozen heeft Hij aan het zwaard overgegeven, spreekt de HEERE. |
Jeremia 32:27 | Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk zijn? |
Jeremia 45:5 | En zoudt gij u grote dingen zoeken? Zoek ze niet; want zie, Ik breng een kwaad over alle vlees, spreekt de HEERE; maar Ik zal u uw ziel tot een buit geven, in alle plaatsen, waar gij zult henentrekken. |
Klaagliederen 3:4 | [Beth.] Hij heeft mijn vlees en mijn huid oud gemaakt, Hij heeft mijn beenderen gebroken. |
Ezechiel 4:14 | Toen zeide ik: Ach, Heere, HEERE, zie, mijn ziel is niet verontreinigd geweest; want ik heb, van mijn jeugd af tot nu toe, geen dood aas, noch dat verscheurd is, gegeten, en geen verfoeilijk vlees is in mijn mond gekomen. |
Ezechiel 10:12 | Hun ganse lichaam nu, en hun ruggen, en hun handen, en hun vleugelen, mitsgaders de raderen, waren vol ogen rondom; die vier hadden hun raderen. |
Ezechiel 11:3 | Die zeggen: Men moet geen huizen nabij bouwen; deze [stad] zou de pot, en wij het vlees zijn. |
Ezechiel 11:7 | Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Uw verslagenen, die gij in het midden derzelve nedergelegd hebt, die zijn dat vlees, en deze [stad] is de pot; maar ulieden zal Ik uit het midden derzelve doen uitgaan. |
Ezechiel 11:11 | Deze [stad] zal ulieden niet tot een pot zijn, en gij zult in het midden derzelve [niet] tot vlees zijn; in de landpale Israels zal Ik u richten. |
Ezechiel 11:19 | En Ik zal hun enerlei hart geven, en zal een nieuwen geest in het binnenste van u geven; en Ik zal het stenen hart uit hun vlees wegnemen, en zal hun een vlesen hart geven; |
Ezechiel 16:26 | Gij hebt ook gehoereerd met de kinderen van Egypte, uw naburen, die groot van vlees zijn; en gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd, om Mij tot toorn te verwekken. |
Ezechiel 20:48 | En alle vlees zal zien, dat Ik, de HEERE, dat aangestoken heb; het zal niet uitgeblust worden. |
Ezechiel 21:4 | Omdat Ik [dan] van u uitroeien zal den rechtvaardige en den goddeloze, daarom zal Mijn zwaard uit zijn schede uitgaan tegen alle vlees, van het zuiden [tot] het noorden. |
Ezechiel 21:5 | En alle vlees zal weten, dat Ik, de HEERE, Mijn zwaard uit zijn schede getrokken heb; het zal niet meer wederkeren. |