H1368 גִּבּוֹר
geweldig, sterk, strijdbaar, held, geweldigen, krijgsheld, machtig, machtig
1 Kronieken 12:4 | En Jismaja, de Gibeoniet, was een held onder de dertig, en over dertig [gesteld]; en Jirmeja, en Jahaziel, en Johanan, en Jozabad, de Gederathiet; |
1 Kronieken 12:8 | Ook scheidden zich van de Gadieten af tot David, in die vesting naar de woestijn, kloeke helden, krijgslieden ten oorlog, toegerust met rondas en schild; en hun aangezichten waren aangezichten der leeuwen; en zij waren als de reeen op de bergen in snelheid. |
1 Kronieken 12:21 | En dezen hielpen David mede tegen die benden; want alle dezen waren kloeke helden; en zij waren oversten in het heir. |
1 Kronieken 12:25 | Van de kinderen van Simeon, kloeke helden ten heire, zeven duizend en honderd; |
1 Kronieken 12:28 | En Zadok was een jongeling, een kloek held; en uit zijns vaders huis waren twee en twintig oversten; |
1 Kronieken 12:30 | En van de kinderen van Efraim, twintig duizend en achthonderd, kloeke helden, mannen van naam in het huis hunner vaderen; |
1 Kronieken 19:8 | Toen het David hoorde, zo zond hij Joab en het ganse heir met de helden. |
1 Kronieken 26:6 | Ook werden zijn zoon Semaja kinderen geboren, heersende over het huis huns vaders; want zij waren kloeke helden. |
1 Kronieken 26:31 | Van de Hebronieten was Jeria het hoofd, van de Hebronieten zijner geslachten onder de vaderen; in het veertigste jaar des koninkrijks van David zijn er gezocht en onder hen gevonden kloeke helden in Jaezer in Gilead. |
1 Kronieken 27:6 | Deze Benaja was een held van de dertig, en over de dertig; en [over] zijn verdeling was Ammizabad, zijn zoon. |
1 Kronieken 28:1 | Toen vergaderde David te Jeruzalem alle oversten van Israel, de oversten der stammen, en de oversten der verdelingen, den koning dienende, en de oversten der duizenden, en de oversten der honderden, en de oversten van alle have en vee des konings en zijner zonen, met de kamerlingen, en de helden, ja, allen kloeken held. |
1 Kronieken 29:24 | En al de vorsten, en helden, ja, ook al de zonen van den koning David, gaven de hand, dat zij onder den koning Salomo zijn zouden. |
2 Kronieken 13:3 | En Abia bond den strijd aan met een heir van strijdbare helden, vierhonderd duizend uitgelezen mannen; en Jerobeam stelde tegen hem de slagorde, met achthonderd duizend uitgelezen mannen, kloeke helden. |
2 Kronieken 14:8 | Asa nu had een heir van driehonderd duizend uit Juda, rondas en spies dragende, en tweehonderd en tachtig duizend uit Benjamin, het schild dragende en den boog spannende; al dezen waren kloeke helden. |
2 Kronieken 17:13 | En hij had veel werks in de steden van Juda, en krijgslieden, kloeke helden in Jeruzalem. |
2 Kronieken 17:14 | Dit nu is hun telling, naar de huizen hunner vaderen. In Juda waren oversten der duizenden: Adna de overste, en met hem waren driehonderd duizend kloeke helden. |
2 Kronieken 17:16 | En naast hem was Amasia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig den HEERE overgegeven had; en met hem waren tweehonderd duizend kloeke helden. |
2 Kronieken 17:17 | En uit Benjamin was Eljada, een kloek held; en met hem tweehonderd duizend, die met boog en schild gewapend waren. |
2 Kronieken 25:6 | Daartoe huurde hij uit Israel honderd duizend kloeke helden, voor honderd talenten zilvers. |
2 Kronieken 26:12 | Het gehele getal van de hoofden der vaderen, der strijdbare helden, was twee duizend en zeshonderd. |