H2803 חָשַׁב
rekenen, computer, imagine, denken, cunning, devise
Psalm 32:2 | Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is. |
Psalm 35:4 | Laat hen beschaamd en te schande worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en schaamrood worden, die kwaad tegen mij bedenken. |
Psalm 35:20 | Want zij spreken niet van vrede, maar zij bedenken bedriegelijke zaken tegen de stillen in het land. |
Psalm 36:5 | Hij bedenkt onrecht op zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed is; het kwaad verwerpt hij niet. |
Psalm 40:18 | Ik ben wel ellendig en nooddruftig, [maar] de HEERE denkt aan mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God! vertoef niet. |
Psalm 41:8 | Al mijn haters mompelen te zamen tegen mij; ze bedenken tegen mij, hetgeen mij kwaad is, [zeggende:] |
Psalm 44:23 | Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen. |
Psalm 52:4 | Uw tong denkt enkel schade als een geslepen scheermes, werkende bedrog. |
Psalm 73:16 | Nochtans heb ik gedacht om dit te mogen verstaan; [maar] het was moeite in mijn ogen; |
Psalm 77:6 | Ik overdacht de dagen van ouds, de jaren der eeuwen. |
Psalm 88:5 | Ik ben gerekend met degenen, die in den kuil nederdalen; ik ben geworden als een man, die krachteloos is; |
Psalm 106:31 | En het is hem gerekend tot gerechtigheid, van geslacht tot geslacht tot in eeuwigheid. |
Psalm 119:59 | Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen. |
Psalm 140:3 | Die veel kwaads in het hart denken, allen dag samenkomen om te oorlogen. |
Psalm 140:5 | Bewaar mij, HEERE! van de handen des goddelozen; behoed mij van den man alles gewelds; [van hen,] die mijn voeten denken weg te stoten. |
Psalm 144:3 | O HEERE! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht? |
Spreuken 16:9 | Het hart des mensen overdenkt zijn weg; maar de HEERE stiert zijn gang. |
Spreuken 16:30 | Hij sluit zijn ogen, om verkeerdheden te bedenken; zijn lippen bijtende, volbrengt hij het kwaad. |
Spreuken 17:28 | Een dwaas zelfs, die zwijgt, zal wijs geacht worden, [en] die zijn lippen toesluit, verstandig. |
Spreuken 24:8 | Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen. |