H2803 חָשַׁב
rekenen, computer, imagine, denken, cunning, devise
Jeremia 36:3 | Misschien zullen die van het huis van Juda horen al het kwaad, dat Ik hun gedenk te doen; opdat zij zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg, en Ik hun ongerechtigheid en hun zonde vergeve. |
Jeremia 48:2 | Moabs roem van Hesbon is er niet meer; zij hebben kwaad tegen haar gedacht, [zeggende:] Komt, en laat ons haar uitroeien, dat zij geen volk [meer] zij; ook gij, o Madmen! zult nedergehouwen worden, het zwaard zal achter u heengaan. |
Jeremia 49:20 | Daarom hoort des HEEREN raadslag, dien Hij over Edom heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten, die Hij gedacht heeft over de inwoners van Theman: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen nedertrekken! Indien hij hunlieder woning niet boven hen zal verwoesten! |
Jeremia 49:30 | Vliedt, zwerft fluks henen weg, woont in diepe [plaatsen], gij inwoners van Hazor! spreekt de HEERE; want Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft een raadslag tegen ulieden beraadslaagd, en een gedachte tegen hen gedacht. |
Jeremia 50:45 | Daarom hoort den raadslag des HEEREN, dien Hij over Babel heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten, die Hij gedacht heeft over het land der Chaldeen: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen nedertrekken! Zo hij de woning boven hen niet zal verwoesten! |
Klaagliederen 2:8 | [Cheth.] De HEERE heeft gedacht te verderven den muur der dochter Sions; Hij heeft het richtsnoer [daarover] getogen, Hij heeft Zijn hand niet afgewend, dat Hij ze niet verslonde; en Hij heeft den voormuur en den muur te zamen treurig gemaakt, zij zijn verzwakt. |
Klaagliederen 4:2 | [Beth.] De kostelijke kinderen Sions, tegen fijn goud geschat, hoe zijn zij [nu] gelijk gerekend aan de aarden flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers! |
Ezechiel 11:2 | En Hij zeide tot mij: Mensenkind, deze zijn de mannen, die ongerechtigheid bedenken, en die kwaden raad raden in deze stad. |
Ezechiel 38:10 | Alzo zegt de Heere HEERE: Te dien dage zal het ook geschieden, dat er raadslagen in uw hart zullen opkomen, en gij zult een kwade gedachte denken, |
Daniel 11:24 | Met stilheid zal hij ook in de vette plaatsen des landschaps komen, en hij zal doen, dat zijn vaders, of de vaders zijner vaderen, niet gedaan hebben; roof, en buit, en goederen, zal hij onder hen uitstrooien, en hij zal tegen de vastigheden zijn gedachten denken, doch tot een [zekeren] tijd toe. |
Daniel 11:25 | En hij zal zijn kracht en zijn hart verwekken tegen den koning van het Zuiden, met een grote heirkracht; en de koning van het Zuiden zal zich in den strijd mengen met een grote en zeer machtige heirkracht; doch hij zal niet bestaan, want zij zullen gedachten tegen hem denken. |
Hosea 7:15 | Ik heb hen wel getuchtigd, [en] hunlieder armen gesterkt; maar zij denken kwaad tegen Mij. |
Hosea 8:12 | Ik schrijf hem de voortreffelijkheden Mijner wet voor; [maar] die zijn geacht als wat vreemds. |
Amos 6:5 | Die op het geklank der luit kwinkeleren, [en] bedenken zichzelven instrumenten der muziek, gelijk David; |
Jona 1:4 | Maar de HEERE wierp een groten wind op de zee; en er werd een grote storm in de zee, zodat het schip dacht te breken. |
Micha 2:1 | Wee dien, die ongerechtigheid bedenken, en kwaad werken op hun legers; in het licht van den morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand is. |
Micha 2:3 | Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden uw halzen niet zult uittrekken, en zult zo rechtop niet gaan; want het zal een boze tijd zijn. |
Nahum 1:9 | Wat denkt gijlieden tegen den HEERE? Hij zal zelf een voleinding maken; de benauwdheid zal niet tweemaal op rijzen. |
Nahum 1:11 | Van u is een uitgegaan, die kwaad denkt tegen den HEERE, een Belialsraadsman. |
Zacharia 7:10 | En verdrukt de weduwe noch den wees, den vreemdeling noch den ellendige; en denkt niet in uw hart de een des anderen kwaad. |