Job 9:32 | Want Hij is niet een man, als ik, dien ik antwoorden zou, zo wij te zamen in het gericht kwamen. |
Job 10:8 | Uw handen doen mij smart aan, hoewel zij mij gemaakt hebben, te zamen rondom [mij] zijn zij, en Gij verslindt mij. |
Job 16:10 | Zij gapen met hun mond tegen mij; zij slaan met smaadheid op mijn kinnebakken; zij vervullen zich te zamen aan mij. |
Job 17:16 | Zij zullen ondervaren [met] de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. |
Job 19:12 | Zijn benden zijn te zamen aangekomen, en hebben tegen mij haar weg gebaand, en hebben zich gelegerd rondom mijn tent. |
Job 21:26 | Zij liggen te zamen neder in het stof, en het gewormte overdekt ze. |
Job 24:4 | Zij doen de nooddruftigen wijken van den weg; te zamen versteken zich de ellendigen des lands. |
Job 24:17 | Want de morgenstond is hun te zamen de schaduw des doods; als men hen kent, zijn zij [in] de strikken van des doods schaduw. |
Job 31:38 | Zo mijn land tegen mij roept, en zijn voren te zamen wenen; |
Job 34:15 | Alle vlees zou tegelijk den geest geven, en de mens zou tot stof wederkeren. |
Job 34:29 | Als Hij stilt, wie zal dan beroeren? Als Hij het aangezicht verbergt, wie zal Hem dan aanschouwen, zowel voor een volk, als voor een mens alleen? |
Job 38:7 | Toen de morgensterren te zamen vrolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten. |
Job 40:8 | Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen! |
Psalm 2:2 | De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en tegen Zijn Gezalfde, [zeggende]: |
Psalm 4:9 | Ik zal in vrede te zamen nederliggen en slapen; want Gij, o HEERE! alleen zult mij doen zeker wonen. |
Psalm 14:3 | Zij zijn allen afgeweken, te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand, die goed doet, ook niet een. |
Psalm 19:10 | De vreze des HEEREN is rein, bestaande tot in eeuwigheid, de rechten des HEEREN zijn waarheid, samen zijn zij rechtvaardig. |
Psalm 31:14 | Want ik hoorde de naspraak van velen; vreze is van rondom, dewijl zij te zamen tegen mij raadslaan; zij denken mijn ziel te nemen. |
Psalm 33:15 | Hij formeert hun aller hart; Hij let op al hun werken. |
Psalm 34:4 | [Gimel.] Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen. |