H3615 כָּלָה
eindigen, voltooien, bezwijken, volbrengen, vernietigen, verteren, voleinden, gereed zijn
1 Samuel 15:18 | En de HEERE heeft u op den weg gezonden, en gezegd: Ga heen en verban de zondaars, de Amalekieten, en strijd tegen hen, totdat gij dezelve te niet doet. |
1 Samuel 18:1 | Het geschiedde nu, als hij geeindigd had tot Saul te spreken, dat de ziel van Jonathan verbonden werd aan de ziel van David; en Jonathan beminde hem als zijn ziel. |
1 Samuel 20:7 | Indien hij aldus zegt: Het is goed, zo heeft uw knecht vrede; maar indien hij gans ontstoken is, zo weet, dat het kwaad bij hem ten volle besloten is. |
1 Samuel 20:9 | Toen zeide Jonathan: Dat zij verre van u! Maar indien ik zekerlijk merkte, dat dit kwaad bij mijn vader ten volle besloten ware, dat het u zou overkomen, zou ik dat u dan niet te kennen geven? |
1 Samuel 24:17 | En het geschiedde, toen David geëindigd had al deze woorden tot Saul te spreken, zo zeide Saul: Is dit uw stem, mijn zoon David? Toen hief Saul zijn stem op en weende. |
1 Samuel 25:17 | Weet dan nu, en zie, wat gij doen zult; want het kwaad is ten volle over onzen heer besloten, en over zijn ganse huis; en hij is een zoon Belials, dat men hem niet mag aanspreken. |
2 Samuel 6:18 | Als David geeindigd had het brandoffer en de dankofferen te offeren, zo zegende hij het volk in den Naam des HEEREN der heirscharen. |
2 Samuel 11:19 | En hij beval den bode, zeggende: Als gij zult geëindigd hebben den gansen handel van dezen strijd tot den koning uit te spreken; |
2 Samuel 13:36 | En het geschiedde, als hij geëindigd had te spreken, ziet, zo kwamen de zonen des konings, en hieven hun stemmen op en weenden; en de koning ook en al zijn knechten weenden met een zeer groot geween. |
2 Samuel 13:39 | Toen verlangde [de ziel] van den koning David zeer om naar Absalom uit te trekken; want hij had zich getroost over Amnon, dat hij dood was. |
2 Samuel 21:5 | En zij zeiden tot den koning: De man die ons te niet gemaakt, en tegen ons gedacht heeft, dat wij zouden verdelgd worden, zonder te kunnen bestaan in enige landpale van Israël; |
2 Samuel 22:38 | Ik vervolgde mijn vijanden, en verdelgde hen, en keerde niet weder, totdat ik ze verdaan had. |
1 Koningen 1:41 | En Adonia hoorde het, en al de genoden, die met hem waren, die nu geeindigd hadden te eten; ook hoorde Joab het geluid der bazuinen, en zeide: Waarom is het geroep dier stad, die in roer is? |
1 Koningen 3:1 | En Salomo verzwagerde zich met Farao, den koning van Egypte; en nam de dochter van Farao, en bracht ze in de stad Davids totdat hij voleind zou hebben het bouwen van zijn huis, en het huis des HEEREN, en den muur van Jeruzalem rondom. |
1 Koningen 6:9 | Alzo bouwde hij het huis, en volmaakte het; en bedekte dat huis met gewelven en rijen van cederen. |
1 Koningen 6:14 | Alzo bouwde Salomo dat huis en volmaakte hetzelve. |
1 Koningen 6:38 | En in het elfde jaar, in de maand Bul, welke is de achtste maand, was dit huis volmaakt, naar al zijn stukken en naar al zijn behoren; alzo heeft hij zeven jaren daaraan gebouwd. |
1 Koningen 7:1 | Maar aan zijn huis bouwde Salomo dertien jaren, en hij volmaakte zijn ganse huis. |
1 Koningen 7:40 | Daartoe maakte Hiram de wasvaten, en de schoffelen, en de besprengbekkens; en Hiram voleindde al het werk te maken, dat hij voor den koning Salomo maakte voor het huis des HEEREN; |
1 Koningen 8:54 | Het geschiedde nu, als Salomo voleind had dit ganse gebed, en deze smeking tot den HEERE te bidden, [dat] hij van voor het altaar des HEEREN opstond, van het knielen op zijn knieen, met zijn handen uitgebreid naar den hemel; |