H3615 כָּלָה
eindigen, voltooien, bezwijken, volbrengen, vernietigen, verteren, voleinden, gereed zijn

Bijbelteksten

2 Kronieken 29:28De ganse gemeente nu boog zich neder, als men het gezang zong, en met trompetten trompette; dit alles totdat het brandoffer voleind was.
2 Kronieken 29:29Als men nu geeindigd had te offeren, bukten de koning en allen, die bij hem gevonden waren, en bogen zich neder.
2 Kronieken 29:34Doch van de priesteren waren er te weinig, en zij konden al den brandofferen de huid niet aftrekken; daarom hielpen hen hun broederen, de Levieten, totdat het werk geeindigd was, en totdat de [andere] priesters zich geheiligd hadden; want de Levieten waren rechter van hart, om zich te heiligen, dan de priesteren.
2 Kronieken 31:1Als zij nu dit alles voleind hadden, togen alle Israelieten, die er gevonden werden, uit, tot de steden van Juda, en braken de opgerichte beelden, en hieuwen de bossen af, en wierpen de hoogten en de altaren af, uit gans Juda en Benjamin, ook in Efraim en Manasse, totdat zij alles te niet gemaakt hadden; daarna keerden al de kinderen Israels weder, een ieder tot zijn bezitting in hun steden.
2 Kronieken 31:7In de derde maand begonnen zij den grond van die hopen te leggen, en in de zevende maand voleindden zij.
2 Kronieken 36:22Maar in het eerste jaar van Kores, koning van Perzie, opdat volbracht wierd het woord des HEEREN, door den mond van Jeremia, verwekte de HEERE den geest van Kores, koning van Perzie, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende:
Ezra 1:1In het eerste jaar nu van Kores, koning van Perzie, opdat volbracht wierd het woord des HEEREN, uit den mond van Jeremia, verwekte de HEERE den geest van Kores, koning van Perzie, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende:
Ezra 9:1Als nu deze dingen voleind waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israels, en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van de volken dezer landen, naar hun gruwelen, [namelijk] van de Kanaanieten, van de Hethieten, van de Ferezieten, van de Jebusieten, van de Ammonieten, van de Moabieten, van de Egyptenaren en van de Amorieten.
Ezra 9:14Zullen wij nu wederkeren, om Uw geboden te vernietigen, en ons te verzwageren met de volken dezer gruwelen? Zoudt Gij niet tegen ons toornen tot verterens toe, dat er geen overblijfsel noch ontkoming zij?
Ezra 10:17En zij voleindden het met alle mannen, die vreemde vrouwen [bij zich] hadden doen wonen, tot op den eersten dag der eerste maand.
Nehemia 4:2En sprak in de tegenwoordigheid zijner broederen en van het heir van Samaria, en zeide: Wat doen deze amechtige Joden? Zal men hen laten geworden? Zullen zij offeren? Zullen zij het in een dag voleinden? Zullen zij de steentjes uit de stofhopen levend maken, daar zij verbrand zijn?
Esther 7:7En de koning stond op in zijn grimmigheid van den maaltijd des wijns, [en ging] naar den hof van het paleis. En Haman bleef staan, om van de koningin Esther, aangaande zijn leven verzoek te doen; want hij zag, dat het kwaad van de koning over hem ten volle besloten was.
Job 4:9Van den adem Gods vergaan zij, en van het geblaas van Zijn neus worden zij verdaan.
Job 7:6Mijn dagen zijn lichter geweest dan een weversspoel, en zijn vergaan zonder verwachting.
Job 7:9Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet [weder] opkomen.
Job 9:22Dat is een ding, daarom zeg ik: Den oprechte en den goddeloze verdoet Hij.
Job 11:20Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan, en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
Job 17:5Die met vleiing den vrienden [wat] aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.
Job 19:27Denwelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot.
Job 31:16Zo ik den armen [hun] begeerte onthouden heb, of de ogen der weduwe laten versmachten;

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen