H3680 כָּסָה
toedekken, verbergen, toedekken, overdekken, bedekken, dekken, hullen

Bijbelteksten

Psalm 69:8Want om Uwentwil draag ik versmaadheid; schande heeft mijn aangezicht bedekt.
Psalm 78:53Ja, Hij leidde hen zeker, zodat zij niet vreesden; want de zee had hun vijanden overdekt.
Psalm 80:11De bergen zijn met zijn schaduw bedekt geweest, en zijn ranken waren [als] cederbomen Gods.
Psalm 85:3De misdaad Uws volks hebt Gij weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt. Sela.
Psalm 104:6Gij hadt ze met den afgrond als een kleed overdekt; de wateren stonden boven de bergen.
Psalm 104:9Gij hebt een paal gesteld, dien zij niet overgaan zullen; zij zullen de aarde niet weder bedekken.
Psalm 106:11En de wateren overdekten hun wederpartijders; niet een van hen bleef over.
Psalm 106:17De aarde deed zich open, en verslond Dathan, en overdekte de vergadering van Abiram.
Psalm 140:10Aangaande het hoofd dergenen, die mij omringen, de overlast hunner lippen overdekke hen.
Psalm 143:9Red mij, HEERE! van mijn vijanden; bij U schuil ik.
Psalm 147:8Die de hemelen met wolken bedekt, Die voor de aarde regen bereidt; Die het gras [op] de bergen doet uitspruiten;
Spreuken 10:6Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
Spreuken 10:11De mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
Spreuken 10:12Haat verwekt krakelen; maar de liefde dekt alle overtredingen toe.
Spreuken 10:18Die den haat bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is een zot.
Spreuken 11:13Die [als] een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; maar die getrouw is van geest, bedekt de zaak.
Spreuken 12:16De toorn des dwazen wordt ten zelven dage bekend; maar die kloekzinnig is, bedekt de schande.
Spreuken 12:23Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit.
Spreuken 17:9Die de overtreding toedekt, zoekt liefde; maar die de zaak weder ophaalt, scheidt den voornaamsten vriend.
Spreuken 24:31En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante was [met] netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken