H4397 מֲלְאָךְ
boodschapper, boodschapper (van God), gezant, engelen, koning
2 Kronieken 36:16 | Maar zij spotten met de boden Gods, en verachtten Zijn woorden; zij verleidden zichzelven tegen Zijn profeten; totdat de grimmigheid des HEEREN tegen Zijn volk opging, dat er geen helen aan was. |
Nehemia 6:3 | En ik zond boden tot hen, om te zeggen: Ik doe een groot werk, zodat ik niet zal kunnen afkomen; waarom zou dit werk ophouden, terwijl ik het zou nalaten, en tot ulieden afkomen? |
Job 1:14 | Dat een bode tot Job kwam, en zeide: De runderen waren ploegende, en de ezelinnen weidende aan hun zijden. |
Job 4:18 | Zie, op Zijn knechten zou Hij niet vertrouwen; hoewel Hij in Zijn engelen klaarheid gesteld heeft. |
Job 33:23 | Is er dan bij Hem een Gezant, een Uitlegger, een uit duizend, om den mens zijn rechten plicht te verkondigen; |
Psalm 34:8 | [Cheth.] De Engel des HEEREN legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit. |
Psalm 35:5 | Laat hen worden als kaf voor den wind, en de Engel des HEEREN drijve hen weg. |
Psalm 35:6 | Hun weg zij duister en gans slibberig; en de Engel des HEEREN vervolge hen. |
Psalm 78:49 | Hij zond onder hen de hittigheid Zijns toorns, verbolgenheid, en verstoordheid, en benauwdheid, [met] uitzending der boden van veel kwaads. |
Psalm 91:11 | Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. |
Psalm 103:20 | Looft den HEERE, Zijn engelen! gij krachtige helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem Zijns woords. |
Psalm 104:4 | Hij maakt Zijn engelen geesten, Zijn dienaars tot een vlammend vuur. |
Psalm 148:2 | Looft Hem, al Zijn engelen! Looft Hem, al Zijn heirscharen! |
Spreuken 13:17 | Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn. |
Spreuken 16:14 | De grimmigheid des konings is [als] de boden des doods; maar een wijs man zal die verzoenen. |
Spreuken 17:11 | Zekerlijk, de wederspannige zoekt het kwaad; maar een wrede bode zal tegen hem gezonden worden. |
Prediker 5:5 | Laat uw mond niet toe, dat hij uw vlees zou doen zondigen; en zeg niet voor het aangezicht des engels, dat het een dwaling was; waarom zou God grotelijks toornen, om uwer stemme wille, en verderven het werk uwer handen? |
Jesaja 14:32 | Wat zal men dan antwoorden den boden des volks? Dat de HEERE Sion gegrond heeft, opdat de bedrukten Zijns volks een toevlucht daarin hebben zouden. |
Jesaja 18:2 | Dat gezanten zendt over de zee, en in schepen van biezen op de wateren! Gaat henen, gij snelle boden! tot een volk, dat getrokken is en geplukt, tot een volk, dat vreselijk is van dat het was en voortaan; een volk van regel en regel, en van vertreding, welks land de rivieren beroven. |
Jesaja 30:4 | Wanneer zijn vorsten zullen geweest zijn tot Zoan, en zijn gezanten zullen gekomen zijn tot nabij Chanes; |