2 Kronieken 14:6 | Daartoe bouwde hij vaste steden in Juda; want het land was stil, en er was geen oorlog in die jaren tegen hem, dewijl de HEERE hem rust gaf. |
2 Kronieken 14:10 | Toen toog Asa tegen hem uit; en zij stelden de slagorde in het dal Zefatha bij Maresa. |
2 Kronieken 15:19 | En er was geen oorlog tot in het vijf en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa. |
2 Kronieken 16:9 | Want den HEERE [aangaande], Zijn ogen doorlopen de ganse aarde, om Zich sterk te bewijzen aan [degenen], welker hart volkomen is tot Hem; gij hebt hierin zottelijk gedaan; want van nu af zullen oorlogen tegen u zijn. |
2 Kronieken 17:13 | En hij had veel werks in de steden van Juda, en krijgslieden, kloeke helden in Jeruzalem. |
2 Kronieken 18:3 | Want Achab, de koning van Israel, zeide tot Josafat, den koning van Juda: Zult gij met mij gaan naar Ramoth in Gilead? En hij zeide tot hem: Zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, en gelijk uw volk is, zal mijn volk zijn, en wij zullen met u zijn in dezen krijg. |
2 Kronieken 18:5 | Toen vergaderde de koning van Israel de profeten, vierhonderd mannen, en hij zeide tot hen: Zullen wij tegen Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of zal ik het nalaten? En zij zeiden: Trek op, want God zal hen in de hand des konings geven. |
2 Kronieken 18:14 | Als hij tot den koning gekomen was, zo zeide de koning tot hem: Micha, zullen wij naar Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of zal ik het nalaten? En hij zeide: Trekt op, en gijlieden zult voorspoedig zijn, want zij zullen in uw hand gegeven worden. |
2 Kronieken 18:29 | En de koning van Israel zeide tot Josafat: Als ik mij versteld heb, zal ik in den strijd komen; maar gij, trek uw klederen aan. Alzo verstelde zich de koning van Israel, en zij kwamen in den strijd. |
2 Kronieken 18:34 | En de strijd nam op dien dag toe, en de koning van Israel deed zich met den wagen staande houden tegenover de Syriers, tot den avond toe; en hij stierf ter tijd, als de zon onderging. |
2 Kronieken 20:1 | Het geschiedde nu na dezen, dat de kinderen Moabs, en de kinderen Ammons, en met hen [anderen] benevens de Ammonieten, kwamen tegen Josafat ten strijde. |
2 Kronieken 20:15 | En hij zeide: Merkt op, geheel Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem, en gij, koning Josafat! Alzo zegt de HEERE tot ulieden: Vreest gijlieden niet, en wordt niet ontzet vanwege deze grote menigte; want de strijd is niet uwe, maar Gods. |
2 Kronieken 22:5 | Hij wandelde ook in hun raad, en toog henen met Joram, den zoon van Achab, den koning van Israel, tot den strijd tegen Hazael, den koning van Syrie, bij Ramoth in Gilead; en de Syriers sloegen Joram. |
2 Kronieken 25:8 | Maar zo gij gaat, doe het, wees sterk ten strijde; God zal u doen vallen voor den vijand; want in God is kracht, om te helpen en om te doen vallen. |
2 Kronieken 25:13 | Maar de mannen der benden, die Amazia had doen wederkeren, dat zij met hem in den strijd niet zouden trekken, die deden een inval in de steden van Juda, van Samaria af tot Beth-horon toe, en sloegen van hen drie duizend, en roofden veel roofs. |
2 Kronieken 26:11 | Verder had Uzzia een heirkracht van geoefenden ten oorlog, uittrekkende ten heire bij benden, naar het getal hunner monstering, door de hand van Jeiel, den schrijver, en Mahaseja, den ambtman; onder de hand van Hananja, [een] van de vorsten des konings. |
2 Kronieken 26:13 | En onder hun hand was een krijgsheir van driehonderd zeven duizend en vijfhonderd, die met strijdbare kracht zich ten oorlog oefenden, om den koning tegen den vijand te helpen. |
2 Kronieken 27:7 | Het overige nu der geschiedenissen van Jotham, en al zijn krijgen, en zijn wegen, ziet, zij zijn geschreven in het boek der koningen van Israel en Juda. |
2 Kronieken 32:2 | Jehizkia nu ziende, dat Sanherib kwam, en zijn aangezicht was tot den krijg tegen Jeruzalem; |
2 Kronieken 32:6 | En hij stelde krijgsoversten over het volk, en hij vergaderde hen tot zich in de straat der stadspoort, en sprak naar hun hart, zeggende: |