H4910 מָשַׁל
heersen

Bijbelteksten

2 Kronieken 9:26En hij heerste over alle koningen, van de rivier tot aan het land der Filistijnen, en tot aan de landpale van Egypte.
2 Kronieken 20:6En hij zeide: O, HEERE, God onzer vaderen, zijt Gij niet die God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over alle koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand zich tegen U stellen kan.
2 Kronieken 23:20En hij nam de oversten der honderden, en de machtigen, en die heerschappij hadden onder het volk, en al het volk des lands, en bracht den koning van het huis des HEEREN af, en zij kwamen door het midden der hoge poort in het huis des konings; en zij zetten den koning op den troon des koninkrijks.
Nehemia 9:37En het vermenigvuldigt zijn inkomste voor den koningen, die Gij over ons gesteld hebt, om onzer zonden wil; en zij heersen over onze lichamen en over onze beesten, naar hun welgevallen; alzo zijn wij in grote benauwdheid.
Job 25:2Heerschappij en vreze zijn bij Hem, Hij maakt vrede in Zijn hoogten.
Psalm 8:7Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet;
Psalm 19:14Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen; dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding.
Psalm 22:29Want het koninkrijk is des HEEREN, en Hij heerst onder de heidenen.
Psalm 59:14Verteer hen in grimmigheid; verteer hen, dat zij er niet zijn, en laat hen weten, dat God Heerser is in Jakob, [ja,] tot aan de einden der aarde. Sela.
Psalm 66:7Hij heerst eeuwiglijk met Zijn macht; Zijn ogen houden wacht over de heidenen; laat de afvalligen niet verhoogd worden. Sela.
Psalm 89:10Gij heerst over de opgeblazenheid der zee; wanneer haar baren zich verheffen, zo stilt Gij ze.
Psalm 103:19De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles.
Psalm 105:20De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los.
Psalm 105:21Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed;
Psalm 106:41En Hij gaf hen in de hand der heidenen, en hun haters heersten over hen.
Spreuken 6:7Dewelke, geen overste, ambtman noch heerser hebbende,
Spreuken 12:24De hand der vlijtigen zal heersen; maar de bedriegers zullen onder cijns wezen.
Spreuken 16:32De lankmoedige is beter dan de sterke; en die heerst over zijn geest, dan die een stad inneemt.
Spreuken 17:2Een verstandig knecht zal heersen over een zoon, die beschaamd maakt, en in het midden der broederen zal hij erfenis delen.
Spreuken 19:10De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten!

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel