Spreuken 22:7 | De rijke heerst over de armen; en die ontleent, is des leners knecht. |
Spreuken 23:1 | Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is. |
Spreuken 28:15 | De goddeloze, heersende over een arm volk, is een brullende leeuw, en een beer, die ginds en weder loopt. |
Spreuken 29:2 | Als de rechtvaardigen groot worden, verblijdt zich het volk; maar als de goddeloze heerst, zucht het volk. |
Spreuken 29:12 | Een heerser, die op leugentaal acht geeft, al zijn dienaars zijn goddeloos. |
Spreuken 29:26 | Velen zoeken het aangezicht des heersers; maar een ieders recht is van den HEERE. |
Prediker 9:17 | De woorden der wijzen moeten in stilheid aangehoord worden, meer dan het geroep desgenen, die over de zotten heerst. |
Prediker 10:4 | Als de geest des heersers tegen u oprijst, verlaat uw plaats niet; want het is medicijn, het stilt grote zonden. |
Jesaja 3:4 | En Ik zal jongelingen stellen [tot] hun vorsten, en kinderen zullen over hen heersen; |
Jesaja 3:12 | De drijvers Mijns volks zijn kinderen, en vrouwen heersen over hetzelve. O Mijn volk! die u leiden, verleiden [u], en den weg uwer paden slokken zij in. |
Jesaja 14:5 | De HEERE heeft den stok der goddelozen gebroken, den scepter der heersers. |
Jesaja 16:1 | Zendt de lammeren van den heerser des lands van Sela af, naar de woestijn henen, tot den berg der dochter van Sion. |
Jesaja 19:4 | En Ik zal de Egyptenaars besluiten in de hand van harde heren, en een strenge koning zal over hen heersen, spreekt de Heere HEERE der heirscharen. |
Jesaja 28:14 | Daarom, hoort des HEEREN woord, gij bespotters, gij heersers over dit volk, dat te Jeruzalem is! |
Jesaja 40:10 | Ziet, de Heere HEERE zal komen tegen den sterke, en Zijn arm zal heersen; ziet, Zijn loon is bij Hem, en Zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht. |
Jesaja 49:7 | Alzo zegt de HEERE, de Verlosser van Israel, Zijn Heilige, tot de verachte ziel, tot Dien, aan Welken het volk een gruwel heeft, tot den Knecht dergenen, die heersen: Koningen zullen het zien en opstaan, [ook] vorsten, en zij zullen zich [voor U] buigen; om des HEEREN wil, Die getrouw is, om den Heilige Israels, Die U verkoren heeft. |
Jesaja 52:5 | En nu, wat heb Ik hier te [doen]? spreekt de HEERE, dewijl Mijn volk om niet weggenomen is, [en] degenen die over hetzelve heersen, [het] doen huilen, spreekt de HEERE, en Mijn Naam geduriglijk den gansen dag gelasterd wordt; |
Jesaja 63:19 | Wij zijn geworden [als die], over welke Gij van ouds niet hebt geheerst, en die naar Uw Naam niet zijn genoemd. |
Jeremia 22:30 | Zo zegt de HEERE: Schrijft dezen zelfden man kinderloos, een man, [die] niet voorspoedig zal zijn in zijn dagen; want er zal niemand van zijn zaad voorspoedig zijn, zittende op den troon Davids, en heersende meer in Juda. |
Jeremia 30:21 | En zijn Heerlijke zal uit hem zijn, en zijn Heerser uit het midden van hem voortkomen; en Ik zal hem doen naderen, en hij zal tot Mij genaken; want wie is hij, die met zijn hart borg worde, om tot Mij te genaken? spreekt de HEERE. |