1 Koningen 4:21 | En Salomo was heersende over al de koninkrijken, van de rivier [tot] het land der Filistijnen, en tot aan de landpale van Egypte; die brachten geschenken, en dienden Salomo al de dagen zijns levens. |
1 Koningen 4:24 | Want hij had heerschappij over al wat op deze zijde der rivier was van Thifsah tot aan Gaza, over alle koningen op deze zijde der rivier; en hij had vrede van al zijn zijden rondom. |
1 Koningen 14:15 | De HEERE zal ook Israel slaan, gelijk een riet in het water omgedreven wordt, en zal Israel uitrukken uit dit goede land, dat Hij hun vaderen gegeven heeft, en zal hen verstrooien op gene zijde der rivier; daarom dat zij hun bossen gemaakt hebben, den HEERE tot toorn verwekkende. |
2 Koningen 5:12 | Zijn niet Abana en Farpar, de rivieren van Damaskus, beter dan alle wateren van Israel; zou ik mij in die niet kunnen wassen en rein worden? Zo wendde hij zich, en toog weg met grimmigheid. |
2 Koningen 17:6 | In het negende jaar van Hosea, nam de koning van Assyrie Samaria in, en voerde Israel weg in Assyrie, en deed ze wonen in Halah, en in Habor, aan de rivier Gozan, en in de steden der Meden. |
2 Koningen 18:11 | En de koning van Assyrie voerde Israel weg naar Assyrie, en deed hen leiden in Halah, en in Habor, bij de rivier Gozan, en in de steden der Meden. |
2 Koningen 23:29 | In zijn dagen toog Farao Necho, de koning van Egypte, op tegen den koning van Assyrie, naar de rivier Frath; en de koning Josia toog hem tegemoet, en hij doodde hem te Megiddo, als hij hem gezien had. |
2 Koningen 24:7 | De koning nu van Egypte toog voortaan niet meer uit zijn land; want de koning van Babel had, van de rivier van Egypte af tot aan de rivier Frath, ingenomen al wat van den koning van Egypte was. |
1 Kronieken 1:48 | En Samla stierf, en Saul, van Rehoboth aan de rivier, regeerde in zijn plaats. |
1 Kronieken 5:9 | En hij woonde tegen het oosten, tot den ingang der woestijn, van de rivier Frath af; want hun vee was veel geworden in het land van Gilead. |
1 Kronieken 5:26 | Zo verwekte de God Israels den geest van Pul, den koning van Assyrie, en den geest van Tiglath-pilneser, den koning van Assyrie, die voerde hen gevankelijk weg, [te weten] de Rubenieten, en de Gadieten, en den halven stam van Manasse; en hij bracht hen te Halah, en Habor, en Hara, en aan de rivier Gozan, tot op dezen dag. |
1 Kronieken 18:3 | David sloeg ook Hadar-ezer, den koning van Zoba, naar Hamath toe, toen hij heentoog, om zijn hand te stellen aan de rivier Frath. |
1 Kronieken 19:16 | Als de Syriers zagen, dat zij voor het aangezicht van Israel geslagen waren, zo zonden zij boden, en brachten de Syriers uit, die aan gene zijde der rivier woonden; en Sofach, de krijgsoverste van Hadar-ezer, [toog] voor hun aangezicht heen. |
2 Kronieken 9:26 | En hij heerste over alle koningen, van de rivier tot aan het land der Filistijnen, en tot aan de landpale van Egypte. |
Ezra 8:15 | En ik vergaderde hen aan de rivier, gaande naar Ahava, en wij legerden ons aldaar drie dagen; toen lette ik op het volk en de priesteren, en vond aldaar geen van de kinderen van Levi. |
Ezra 8:21 | Toen riep ik aldaar een vasten uit aan de rivier Ahava, opdat wij ons verootmoedigden voor het aangezicht onzes Gods, om van Hem te verzoeken een rechten weg, voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze have. |
Ezra 8:31 | Alzo verreisden wij van de rivier Ahava, op den twaalfden der eerste maand, om te gaan naar Jeruzalem; en de hand onzes Gods was over ons, en redde ons van de hand des vijands, en desgenen, die [ons] lagen legde op den weg. |
Ezra 8:36 | Daarna gaven zij de wetten des konings aan des konings stadhouders en landvoogden aan deze zijde der rivier; en zij bevorderden het volk en het huis Gods. |
Nehemia 2:7 | Voorts zeide ik tot den koning: Zo het den koning goeddunkt, dat men mij brieven geve aan de landvoogden aan gene zijde der rivier, dat zij mij overgeleiden, totdat ik in Juda zal gekomen zijn; |
Nehemia 2:9 | Toen kwam ik tot de landvoogden aan gene zijde der rivier, en gaf hun de brieven des konings. En de koning had oversten des heirs en ruiteren met mij gezonden. |