H6240 עָשָׂר
eleven +, eleven +, eleventh +,
1 Kronieken 25:28 | Het een en twintigste voor Hothir; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:29 | Het twee en twintigste voor Giddalti; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:30 | Het drie en twintigste voor Mahazioth; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:31 | Het vier en twintigste voor Romamthi-ezer; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 26:9 | Meselemja nu had kinderen en broeders, kloeke lieden, achttien. |
1 Kronieken 26:11 | Hilkia was de tweede, Tebalja de derde, Zecharja de vierde; al de kinderen en broederen van Hosa waren dertien. |
1 Kronieken 27:14 | De elfde, in de elfde maand, was Benaja, de Pirhathoniet, van de kinderen van Efraim; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend. |
1 Kronieken 27:15 | De twaalfde, in de twaalfde maand, was Heldai, de Nethofathiet, van Othniel; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend. |
2 Kronieken 1:14 | En Salomo vergaderde wagenen en ruiteren, zodat hij duizend en vierhonderd wagenen, en twaalf duizend ruiteren had; en hij legde ze in de wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. |
2 Kronieken 4:4 | Zij stond op twaalf runderen, drie ziende naar het noorden, en drie ziende naar het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee was boven op dezelve; en al hun achterdelen waren inwaarts. |
2 Kronieken 4:15 | Een zee, en de twaalf runderen daaronder. |
2 Kronieken 9:19 | En twaalf leeuwen stonden daar aan beide zijden, op de zes trappen; desgelijks is in geen koninkrijk gemaakt geweest. |
2 Kronieken 9:25 | Ook had Salomo vier duizend paardenstallen, en wagenen, en twaalf duizend ruiteren; en hij legde ze in de wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. |
2 Kronieken 11:21 | En Rehabeam had Maacha, Absaloms dochter, liever dan al zijn vrouwen en zijn bijwijven; want hij had achttien vrouwen genomen, en zestig bijwijven; en hij gewon acht en twintig zonen en zestig dochteren. |
2 Kronieken 12:13 | Zo versterkte zich de koning Rehabeam in Jeruzalem, en regeerde; want Rehabeam was een en veertig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde zeventien jaren in Jeruzalem, de stad, die de HEERE uit alle stammen van Israel verkoren had, om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naama, een Ammonietische. |
2 Kronieken 13:1 | In het achttiende jaar van den koning Jerobeam, zo werd Abia koning over Juda. |
2 Kronieken 13:21 | Zo versterkte zich Abia; en hij nam zich veertien vrouwen, en gewon twee en twintig zonen en zestien dochteren. |
2 Kronieken 15:10 | En zij vergaderden zich te Jeruzalem, in de derde maand, in het vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa. |
2 Kronieken 25:25 | Amazia nu, de zoon van Joas, de koning van Juda, leefde na den dood van Joas, den zoon van Joahaz, den koning van Israel, vijftien jaren. |
2 Kronieken 26:1 | Toen nam het ganse volk van Juda Uzzia (die nu zestien jaren oud was), en maakte hem koning in de plaats van zijn vader Amazia. |