H6240 עָשָׂר
eleven +, eleven +, eleventh +,

Bijbelteksten

2 Koningen 25:2Zo kwam de stad in belegering, tot in het elfde jaar van den koning Zedekia.
2 Koningen 25:8Daarna in de vijfde maand, op den zevenden der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem.
2 Koningen 25:17De hoogte van een pilaar was achttien ellen, en het kapiteel daarop was koper; en de hoogte des kapiteels was drie ellen; en het net, en de granaatappelen op het kapiteel rondom, waren alle van koper; en dezen gelijk had de andere pilaar, met het net.
2 Koningen 25:27Het geschiedde daarna in het zeven en dertigste jaar der wegvoering van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den zeven en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het jaar, als hij koning werd, het hoofd van Jojachin, den koning van Juda, uit het gevangenhuis, verhief.
1 Kronieken 4:27Simei nu had zestien zonen en zes dochteren; maar zijn broeders hadden niet veel kinderen; en hun ganse huisgezin werd zo zeer niet vermenigvuldigd, als van de kinderen van Juda.
1 Kronieken 6:60Van den stam van Benjamin nu: Geba en haar voorsteden, en Allemeth en haar voorsteden, en Anathoth en haar voorsteden. Al hun steden, in hun huisgezinnen, waren dertien steden.
1 Kronieken 6:62En de kinderen van Gerson, naar hun huisgezinnen, hadden van den stam van Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den stam van Manasse in Basan, dertien steden.
1 Kronieken 6:63De kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, hadden van den stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam van Zebulon, bij het lot, twaalf steden.
1 Kronieken 7:11Alle dezen waren kinderen van Jediael, tot hoofden der vaderen, kloeke helden, zeventien duizend en tweehonderd, uitgaande in het heir ten strijde.
1 Kronieken 9:22Allen, die uitgelezen waren tot poortiers aan de dorpelen, waren tweehonderd en twaalf. Dezen waren in het geslachtsregister gesteld naar hun dorpen. David en Samuel, de ziener, hadden hen in hun ambt bevestigd.
1 Kronieken 12:13Jirmeja de tiende; Machbannai de elfde.
1 Kronieken 12:31En van den halven stam van Manasse achttien duizend, die met namen uitgedrukt zijn, dat zij kwamen, om David koning te maken;
1 Kronieken 15:10Uit de kinderen van Uzziel was Amminadab overste, en zijn broederen waren honderd en twaalf.
1 Kronieken 18:12Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten in het Zoutdal, achttien duizend.
1 Kronieken 24:4En van de kinderen van Eleazar werden meer gevonden tot hoofden der mannen, dan van de kinderen van Ithamar, als zij hen afdeelden; van de kinderen van Eleazar waren zestien hoofden der vaderlijke huizen, maar van de kinderen van Ithamar, naar hun vaderlijke huizen, acht.
1 Kronieken 24:12Het elfde voor Eljasib, het twaalfde voor Jakim,
1 Kronieken 24:13Het dertiende voor Huppa, het veertiende voor Jesebeab,
1 Kronieken 24:14Het vijftiende voor Bilga, het zestiende voor Immer,
1 Kronieken 24:15Het zeventiende voor Hezir, het achttiende voor Happizzes,
1 Kronieken 24:16Het negentiende voor Petahja, het twintigste voor Jehezkel,

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken