Job 22:22 | Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart. |
Job 23:4 | Ik zou het recht voor Zijn aangezicht ordentelijk voorstellen, en mijn mond zou ik met verdedigingen vervullen. |
Job 23:12 | Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd. |
Job 29:9 | De oversten hielden de woorden in, en leiden de hand op hun mond. |
Job 29:23 | Want zij wachtten naar mij, gelijk [naar] den regen, en sperden hun mond open, [als] naar den spaden regen. |
Job 30:18 | Door de veelheid der kracht is mijn kleed veranderd; Hij omgordt mij als de kraag mijns roks. |
Job 31:27 | En mijn hart verlokt is geweest in het verborgen, dat mijn hand mijn mond gekust heeft; |
Job 32:5 | Als dan Elihu zag, dat er geen antwoord was in den mond van die drie mannen, ontstak zijn toorn. |
Job 33:2 | Zie nu, ik heb mijn mond opengedaan; mijn tong spreekt onder mijn gehemelte. |
Job 33:6 | Zie, ik ben Godes, gelijk gij; uit het leem ben ik ook afgesneden. |
Job 35:16 | Zo heeft Job in ijdelheid zijn mond geopend, [en] zonder wetenschap woorden vermenigvuldigd. |
Job 36:16 | Alzo zou Hij ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes [tot] de ruimte, onder dewelke geen benauwing zou geweest zijn; en het gerecht uwer tafel zou vol vettigheid geweest zijn. |
Job 37:2 | Hoort met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid, [dat] uit Zijn mond uitgaat! |
Job 39:30 | Is het naar uw bevel, dat de arend zich omhoog verheft, en dat hij zijn nest in de hoogte maakt? |
Job 39:37 | Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. |
Job 40:18 | Zie, hij doet de rivier geweld aan, [en] verhaast zich niet; hij vertrouwt, dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken. |
Job 41:10 | Uit zijn mond gaan fakkelen, vurige vonken raken er uit. |
Job 41:12 | Zijn adem zou kolen doen vlammen, en een vlam komt uit zijn mond voort. |
Psalm 5:10 | Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste is enkel verderving, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij. |
Psalm 8:3 | Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden. |