H7626 שֵׁבֶט
staf, stok, roede

Bijbelteksten

Ezechiel 37:19Zo spreek tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal het hout van Jozef, dat in Efraims hand geweest is, en van de stammen Israels, zijn metgezellen, nemen, en Ik zal dezelve met hem voegen tot het hout van Juda, en zal ze maken tot een enig hout; en zij zullen een worden in Mijn hand.
Ezechiel 45:8Dit land aangaande, het zal hem tot een bezitting zijn in Israel; [en] Mijn vorsten zullen Mijn volk niet meer verdrukken, maar den huize Israels het land laten, naar hun stammen.
Ezechiel 47:13Alzo zegt de Heere HEERE: Dit zal de landpale zijn, [naar] dewelke gij het land ten erve zult nemen, naar de twaalf stammen Israels: Jozef [twee] snoeren.
Ezechiel 47:21Ditzelve land nu zult gij ulieden uitdelen naar de stammen Israels.
Ezechiel 47:22Maar het zal geschieden, dat gij hetzelve zult doen vallen in erfenis voor ulieden, en voor de vreemdelingen, die in het midden van u verkeren, die kinderen in het midden van u zullen gewonnen hebben; en zij zullen ulieden zijn, als een inboorling onder de kinderen Israels; zij zullen met ulieden in erfenis vallen, in het midden der stammen Israels.
Ezechiel 47:23Ook zal het geschieden, in den stam, bij welken de vreemdeling verkeert, aldaar zult gij [hem] zijn erfenis geven, spreekt de Heere HEERE.
Ezechiel 48:1Dit nu zijn de namen der stammen. Van het einde noordwaarts, aan de zijde des wegs van Hethlon, waar men komt te Hamath, Hazar-enon, de landpale van Damaskus, noordwaarts aan de zijde van Hamath (ook zal hij den ooster- [en] westerhoek hebben), [zal] Dan een [snoer hebben].
Ezechiel 48:19En die de stad dienen, zullen haar dienen uit alle stammen Israels.
Ezechiel 48:23Aangaande voorts het overige der stammen; van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Benjamin een [snoer].
Ezechiel 48:29Dit is het land, dat gijlieden zult doen vallen in erfenis, voor de stammen Israels, en dit zullen hun delen zijn, spreekt de Heere HEERE.
Ezechiel 48:31En de poorten der stad zullen zijn naar de namen der stammen Israels; drie poorten noordwaarts; een poort van Ruben, een poort van Juda, een poort van Levi.
Hosea 5:9Efraim zal tot verwoesting worden, ten dage der straf; onder de stammen Israëls heb Ik bekend gemaakt, dat gewis is.
Amos 1:5En Ik zal den grendel van Damaskus verbreken, en zal uitroeien den inwoner van Bikeat-aven, en dien, die den scepter houdt, uit Beth-eden; en het volk van Syrie zal gevankelijk weggevoerd worden naar Kir, zegt de HEERE.
Amos 1:8En Ik zal den inwoner uitroeien uit Asdod, en dien, die den scepter houdt, uit Askelon; en Ik zal Mijn hand wenden tegen Ekron, en het overblijfsel der Filistijnen zal vergaan, zegt de Heere HEERE.
Micha 4:14Nu, rot u met benden, gij dochter der bende, hij zal een belegering tegen ons stellen; zij zullen den rechter Israels met de roede op het kinnebakken slaan.
Micha 7:14Gij [dan], weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont, [in] het woud, in het midden van een vruchtbaar land; laat ze weiden [in] Basan en Gilead, als in de dagen van ouds.
Zacharia 9:1De last van het woord des HEEREN over het land Chadrach en Damaskus, deszelfs rust; want de HEERE heeft een oog [over] den mens, gelijk [over] al de stammen Israels.
Zacharia 10:11En Hij zal door de zee gaan, die benauwende, en Hij zal de golven in de zee slaan, en al de diepten der rivieren zullen verdrogen; dan zal de hoogmoed van Assur nedergeworpen worden, en de schepter van Egypte zal wegwijken.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs