Woestijn

Bijbelteksten

Psalm 78:19En zij spraken tegen God, zij zeiden: Zou God een tafel kunnen toerichten in de woestijn?
Psalm 78:40Hoe dikwijls verbitterden zij Hem in de woestijn, deden Hem smart aan in de wildernis!
Psalm 78:52En Hij voerde Zijn volk als schapen, en leidde hen, als een kudde, in de woestijn.
Psalm 95:8Verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn;
Psalm 102:7Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.
Psalm 106:9En Hij schold de Schelfzee, zodat zij verdroogde, en Hij deed hen wandelen door de afgronden, als [door] een woestijn.
Psalm 106:14Maar zij werden belust met lust in de woestijn, en zij verzochten God in de wildernis.
Psalm 106:26Dies hief Hij tegen hen Zijn hand op, [zwerende] dat Hij hen nedervellen zou in de woestijn;
Psalm 107:4Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden;
Psalm 107:33Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot een dorstig [land].
Psalm 107:35Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten.
Psalm 136:16Die Zijn volk door de woestijn geleid heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Hooglied 3:6Wie is zij, die daar opkomt uit de woestijn, als rookpilaren, berookt met mirre en wierook, [en] met allerlei poeder des kruideniers?
Hooglied 8:5Wie is zij, die daar opklimt uit de woestijn, en liefelijk leunt op haar Liefste? Onder den appelboom heb ik u opgewekt, daar heeft u uw moeder met smart voortgebracht, daar heeft zij [u] met smart voortgebracht, [die] u gebaard heeft.
Jesaja 13:21Maar daar zullen nederliggen de wilde dieren der woestijnen, en hun huizen zullen vervuld worden met schrikkelijke gedierten, en daar zullen de jonge struisen wonen, en de duivelen zullen er huppelen.
Jesaja 14:17Die de wereld als een woestijn stelde, en derzelver steden verstoorde, die zijn gevangenen niet liet los [gaan] naar huis toe?
Jesaja 16:1Zendt de lammeren van den heerser des lands van Sela af, naar de woestijn henen, tot den berg der dochter van Sion.
Jesaja 16:8Want de velden van Hesbon zijn verflauwd, [ook] de wijnstok van Sibma, de heren der heidenen hebben zijn uitgelezen planten verpletterd; zij reiken tot Jaezer toe, zij dwalen [door] de woestijn; hun scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over zee.
Jesaja 21:1De last der woestijn aan de zee. Gelijk de wervelwinden in het zuiden henen doorgaan, zal hij uit de woestijn komen, uit een vreselijk land.
Jesaja 23:13Ziet, het land der Chaldeen; dit volk was er niet; Assur heeft het gefondeerd voor degenen, die in de wildernissen woonden; zij richtten hun sterkten op, [en] bouwden hun paleizen, [maar] Hij heeft het tot een vervallen hoop gesteld.

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel