Goud

Bijbelteksten

Job 22:24Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het [goud van] Ofir bij den rotssteen der beken;
Job 22:25Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn;
Job 23:10Doch Hij kent den weg, die bij mij is; Hij beproeve mij; als goud zal ik uitkomen.
Job 28:1Gewisselijk, er is voor het zilver een uitgang, en een plaats voor het goud, dat zij smelten.
Job 28:6Haar stenen zijn de plaats van den saffier, en zij heeft stofjes van goud.
Job 28:15Het gesloten goud kan voor haar niet gegeven worden, en met zilver kan haar prijs niet worden opgewogen.
Job 28:16Zij kan niet geschat worden tegen fijn goud van Ofir, tegen den kostelijken Schoham, en den Saffier.
Job 28:17Men kan het goud of het kristal haar niet gelijk waarderen; ook is zij [niet] te verwisselen voor een kleinood van dicht goud.
Job 28:19Men kan de Topaas van Morenland haar niet gelijk waarderen; en bij het fijn louter goud kan zij niet geschat worden.
Job 31:24Zo ik het goud tot mijn hoop gezet heb, of tot het fijn goud gezegd heb: Gij zijt mijn vertrouwen;
Job 37:22[Als] van het noorden het goud komt; [maar] bij God is een vreselijke majesteit!
Job 42:11Ook kwamen tot hem al zijn broeders, en al zijn zusters, en allen, die hem te voren gekend hadden, en aten brood met hem in zijn huis, en beklaagden hem, en vertroostten hem over al het kwaad, dat de HEERE over hem gebracht had; en zij gaven hem een iegelijk een stuk gelds, een iegelijk ook een gouden voorhoofdsiersel.
Psalm 16:1Een gouden kleinood van David. Bewaar mij, o God! want ik betrouw op U.
Psalm 19:11Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem.
Psalm 21:4Want Gij komt hem voor met zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn goud.
Psalm 45:10Dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke [staatsdochteren]; de Koningin staat aan Uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir.
Psalm 45:14Des Konings Dochter is geheel verheerlijkt inwendig; haar kleding is van gouden borduursel.
Psalm 56:1Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath.
Psalm 57:1Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk.
Psalm 58:1Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth.

Hadderech