Moeder

Bijbelteksten

Psalm 22:11Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God.
Psalm 27:10Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen.
Psalm 35:14Ik ging steeds, alsof het een vriend, alsof het mij een broeder geweest ware; ik ging gebukt in het zwart, als een, die over [zijn] moeder treurt.
Psalm 50:20Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit.
Psalm 51:7Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.
Psalm 109:14De ongerechtigheid zijner vaderen worde gedacht bij den HEERE, en de zonde zijner moeder worde niet uitgedelgd.
Psalm 113:9Die de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah!
Spreuken 1:8Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet;
Spreuken 4:3Want ik was mijns vaders zoon, teder, en een enige voor het aangezicht mijner moeder.
Spreuken 6:20Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet uwer moeder niet.
Spreuken 10:1De spreuken van Salomo. Een wijs zoon verblijdt den vader; maar een zot zoon is zijner moeder droefheid.
Spreuken 15:20Een wijs zoon zal den vader verblijden; maar een zot mens veracht zijn moeder.
Spreuken 19:26Wie den vader verwoest, [of] de moeder verjaagt, is een zoon, die beschaamd maakt, en schande aandoet.
Spreuken 20:20Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis.
Spreuken 23:22Hoor naar uw vader, die u gewonnen heeft; en veracht uw moeder niet, als zij oud geworden is.
Spreuken 28:24Wie zijn vader of zijn moeder berooft, en zegt: Het is geen overtreding; die is des verdervenden mans gezel.
Spreuken 29:15De roede, en de bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat [aan zichzelf] gelaten is, beschaamt zijn moeder.
Spreuken 30:11Daar is een geslacht, dat zijn vader vervloekt, en zijn moeder niet zegent;
Spreuken 30:17Het oog, [dat] den vader bespot, of de gehoorzaamheid der moeder veracht, dat zullen de raven der beek uitpikken, en des arends jongen zullen het eten.
Spreuken 31:1De woorden van den koning Lemuel; de last, waarmede zijn moeder hem onderwees.

TuinTuin