Jeremia 5:3 | O HEERE! [zien] Uw ogen niet naar waarheid? Gij hebt hen geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld; Gij hebt hen verteerd, [maar] zij hebben geweigerd de tucht aan te nemen; zij hebben hun aangezichten harder gemaakt dan een steenrots, zij hebben geweigerd zich te bekeren. |
Jeremia 6:8 | Laat u tuchtigen, Jeruzalem! opdat Mijn ziel niet van u afgetrokken worde, opdat Ik u niet stelle [tot] een woestheid, [tot] een onbewoond land. |
Jeremia 7:28 | Daarom zeg tot hen: Dit is het volk, dat naar de stem des HEEREN, zijns Gods, niet hoort, en de tucht niet aanneemt; de waarheid is ondergegaan, en uitgeroeid van hun mond. |
Jeremia 17:23 | Maar zij hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd; maar zij hebben hun nek verhard, om niet te horen, en om de tucht niet aan te nemen. |
Jeremia 31:18 | Ik heb wel gehoord, dat zich Efraim beklaagt, [zeggende]: Gij hebt mij getuchtigd, en ik ben getuchtigd geworden als een ongewend kalf. Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, want Gij zijt de HEERE, mijn God! |
Jeremia 32:33 | Die Mij den nek hebben toegekeerd en niet het aangezicht; hoewel Ik hen leerde, vroeg op zijnde en lerende, evenwel hoorden zij niet, om tucht aan te nemen; |
Jeremia 35:13 | Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ga henen en zeg tot de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem: Zult gijlieden geen tucht aannemen, dat gij hoort naar Mijn woorden? spreekt de HEERE. |
Hosea 5:2 | En die afwijken, verdiepen zich [om] te slachten; maar Ik zal hun allen een tuchtmeester zijn. |
Hosea 7:12 | Wanneer zij zullen henengaan, zal Ik Mijn net over hen uitspreiden, Ik zal ze als vogelen des hemels doen nederdalen. Ik zal ze tuchtigen, gelijk gehoord is in hun vergadering. |
Hosea 7:15 | Ik heb hen wel getuchtigd, [en] hunlieder armen gesterkt; maar zij denken kwaad tegen Mij. |
Sefanja 3:2 | Zij hoort naar de stem niet; zij neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt niet op den HEERE; tot haar God nadert zij niet. |
Sefanja 3:7 | Ik zeide: Immers zult gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen, opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden; al wat Ik haar bezocht hebbe, waarlijk, zij hebben zich vroeg opgemaakt, zij hebben al hun handelingen verdorven. |
Mattheus 18:15 | Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen. |
Mattheus 18:16 | Maar indien hij [u] niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat in de mond van twee of drie getuigen alle woord besta. |
Mattheus 18:17 | En indien hij denzelven geen gehoor geeft; zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar. |
Lukas 17:3 | Wacht uzelven. En indien uw broeder tegen u zondigt, zo bestraf hem; en indien het hem leed is, zo vergeef het hem. |
1 Corinthiers 5:5 | Denzulken over te geven aan den satan, tot verderf des vleses, opdat de geest behouden moge worden in den dag van den Heere Jezus. |
1 Corinthiers 5:9 | Ik heb u geschreven in den brief, dat gij u niet zoudt vermengen met de hoereerders; |
1 Corinthiers 11:32 | Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden. |
2 Corinthiers 2:5 | Doch indien iemand bedroefd heeft, die heeft niet mij bedroefd, maar ten dele (opdat ik [hem] niet bezware) ulieden allen. |