Job (persoon)

Bijbelteksten

Job 23:1Maar Job antwoordde en zeide:
Job 24:20De baarmoeder vergeet hem, het gewormte is hem zoet, zijns wordt niet meer gedacht; en het onrecht wordt gebroken als een hout.
Job 26:1Maar Job antwoordde en zeide:
Job 27:1En Job ging voort zijn spreuk op te heffen, en zeide:
Job 29:1En Job ging voort zijn spreuk op te heffen, en zeide:
Job 30:30Mijn huid is zwart geworden over mij, en mijn gebeente is ontstoken van dorrigheid.
Job 31:40Dat voor tarwe distelen voortkomen, en voor gerst stinkkruid! De woorden van Job hebben een einde.
Job 32:1Toen hielden de drie mannen op van Job te antwoorden, dewijl hij in zijn ogen rechtvaardig was.
Job 32:2Zo ontstak de toorn van Elihu, den zoon van Baracheel, den Buziet, van het geslacht van Ram; tegen Job werd zijn toorn ontstoken, omdat hij zijn ziel meer rechtvaardigde dan God.
Job 32:3Zijn toorn ontstak ook tegen zijn drie vrienden, omdat zij, geen antwoord vindende, nochtans Job verdoemden.
Job 32:4Doch Elihu had gewacht op Job in het spreken, omdat zij ouder van dagen waren dan hij.
Job 32:12Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, er is niemand, die Job overreedde, die uit ulieden zijn redenen beantwoordde;
Job 33:1En gewisselijk, o Job! hoor toch mijn redenen, en neem al mijn woorden ter ore.
Job 33:31Merk op, o Job! Hoor naar mij; zwijg, en ik zal spreken.
Job 34:5Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig, en God heeft mijn recht weggenomen.
Job 34:7Wat man is er, gelijk Job? Hij drinkt de bespotting in als water;
Job 34:35[Dat] Job niet met wetenschap gesproken heeft, en zijn woorden niet met kloek verstand geweest zijn.
Job 34:36Mijn Vader, laat Job beproefd worden tot het einde toe, om [zijner] antwoorden wil onder de ongerechtige lieden.
Job 35:15Maar nu, dewijl het niets is, dat Zijn toorn [Job] bezocht heeft, en Hij [hem] niet zeer in overvloed doorkend heeft;
Job 35:16Zo heeft Job in ijdelheid zijn mond geopend, [en] zonder wetenschap woorden vermenigvuldigd.

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel