Job 37:14 | Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. |
Job 38:1 | Daarna antwoordde de HEERE Job uit een onweder, en zeide: |
Job 39:34 | En de HEERE antwoordde Job, en zeide: |
Job 39:36 | Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide: |
Job 40:1 | En de HEERE antwoordde Job uit een onweder, en zeide: |
Job 42:1 | Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide: |
Job 42:7 | Het geschiedde nu, nadat de HEERE die woorden tot Job gesproken had, dat de HEERE tot Elifaz, den Themaniet, zeide: Mijn toorn is ontstoken tegen u, en tegen uw twee vrienden, want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job. |
Job 42:8 | Daarom neemt nu voor ulieden zeven varren en zeven rammen, en gaat henen tot Mijn knecht Job, en offert brandoffer voor ulieden, en laat Mijn knecht Job voor ulieden bidden; want zekerlijk, Ik zal zijn aangezicht aannemen, opdat Ik aan ulieden niet doe naar uw dwaasheid; want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job. |
Job 42:9 | Toen gingen Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, [en] Zofar, de Naamathiet, henen, en deden, gelijk als de HEERE tot hen gesproken had; en de HEERE nam het aangezicht van Job aan. |
Job 42:10 | En de HEERE wendde de gevangenis van Job, toen hij gebeden had voor zijn vrienden; en de HEERE vermeerderde al hetgeen Job gehad had tot dubbel zoveel. |
Job 42:15 | En er werden zo schone vrouwen niet gevonden in het ganse land, als de dochteren van Job; en haar vader gaf haar erfdeel onder haar broederen. |
Job 42:16 | En Job leefde na dezen honderd en veertig jaren, dat hij zag zijn kinderen, en de kinderen zijner kinderen, tot in vier geslachten. |
Job 42:17 | En Job stierf, oud en der dagen zat. |
Ezechiel 14:14 | Ofschoon deze drie mannen, Noach, Daniel en Job, in het midden deszelven waren, zij zouden door hun gerechtigheid [alleen] hun ziel bevrijden, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 14:20 | Ofschoon Noach, Daniel en Job in het midden deszelven waren, [zo waarachtig als] Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo zij een zoon, [of] zo zij een dochter zouden bevrijden, zij zouden [alleen] hun ziel door hun gerechtigheid bevrijden. |
Jakobus 5:11 | Ziet, wij houden hen gelukzalig, die verdragen; gij hebt de verdraagzaamheid van Job gehoord, en gij hebt het einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een Ontfermer. |