David (koning)

Bijbelteksten

Psalm 29:1Een psalm van David. Geeft den HEERE, gij kinderen der machtigen! geeft den HEERE eer en sterkte.
Psalm 30:1Een psalm, een lied der inwijding van Davids huis.
Psalm 31:1Een psalm van David, voor den opperzangmeester.
Psalm 32:1Een onderwijzing van David. Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is.
Psalm 34:1[Een psalm] van David, als hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van Abimelech, die hem wegjoeg, dat hij doorging.
Psalm 35:1[Een psalm] van David. Twist, HEERE! met mijn twisters; strijd met mijn bestrijders.
Psalm 36:1[Een psalm] van David, den knecht des HEEREN, voor den opperzangmeester.
Psalm 37:1[Een psalm] van David. [Aleph.] Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen.
Psalm 38:1Een psalm van David, om te doen gedenken.
Psalm 39:1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, voor Jeduthun.
Psalm 40:1Davids psalm, voor den opperzangmeester.
Psalm 41:1Een psalm van David, voor den opperzangmeester.
Psalm 51:1Een psalm van David, voor den opperzangmeester.
Psalm 52:1Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester.
Psalm 52:2Als Doeg, de Edomiet, gekomen was, en Saul te kennen gegeven, en tot hem gezegd had: David is gekomen ten huize van Achimelech.
Psalm 53:1Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op Machalath.
Psalm 54:1Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth;
Psalm 54:2Als de Zifieten gekomen waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons?
Psalm 55:1Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth.
Psalm 56:1Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath.

TuinTuin