Olijfolie is een plantaardige olie die door persing uit olijven, de vruchten van de olijfboom, wordt gewonnen.
Olijfolie was een van de belangrijkste producten in Bijbelse tijden, en werd voor meerdere doeleinden gebruikt. Zo lezen we in Exodus 25:6 dat de "olie voor de lamp, specerijen voor de zalfolie en voor het geurige reukwerk" werd gebruikt. Niet voor niets werd Israël een land van olierijke olijfbomen genoemd (Deut. 8:8).
Het werd gebruikt als lampenolie (Ex. 27:20; Lev. 24:2). In de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden, wordt duidelijk gemaakt dat als iemand vroeger op pad ging ze extra olie bij zich hadden als reserve (Mat. 25:3ev.).
Ook als ingrediënt in voedsel waren de olijven of de olijfolie geliefd (Ex. 29:40; Num. 11:8; Ezech. 16:19).
Ook werd het gebruikt als ingrediënt voor zalf(olie), zodat men lekker rook (Jes. 57:9; Luk. 7:46). Het werd gebruikt om koningen (1 Sam. 10:1; 16:13; 1 Kon. 1:39; Ps. 89:21) en priesters (Ex. 29:7; Lev. 8:12) te zalven.
Het werd ook gebruikt om zieken te zalven (Mark. 6:13; Jak, 5:14) en hun wonden mee te verplegen (Jes. 1:6; Luk. 10:34).
Ook lezen we dat het als betaalmiddel werd gebruikt (2 Kon. 4:7; Ezra 3:7), of als handelswaar (Ezech. 27:17).
Alleen die olijven die direct van de boom komen worden gebruikt voor menselijke consumptie. Olijven die al op de grond zijn gevallen, zijn te rijp en reeds (gedeeltelijk) gefermenteerd. Deze worden soms gebruikt als olie voor machines en dergelijke.
Het oogsten van de olijven vindt, afhankelijk van de locatie, plaats van november tot januari. Vroeger werden de olijven met stokken uit de bomen geslagen, of met de hand geplukt. Vooraf worden op de grond zeilen gelegd zodat de olijven niet op de grond kunnen vallen, de reden hiervoor is dat de olijven meteen de "smaak" van de grond opnemen en daardoor minder worden. Bovendien is het veel makkelijker om ze daarna te verzamelen. Tegenwoordig worden bij de jongere olijfbomen schudmachines gebruikt. Bij oudere bomen wordt dit niet gedaan daar de stam en wortels dan snel beschadigd kunnen worden.
Het persen vond vroeger plaats door de olijven op het harde vlak van een olijfpers (ook wel meer algemeen vijzelpers genoemd) te leggen, met een soort molensteen worden deze dan plat gewalst.
Vooral bij de grotere persen (vaak het eigendom van de gemeenschap) was het zwaar werk, hoewel minder zwaar dan bij andere soorten persen die zijn gevonden, en werden dieren gebruikt om de grote molensteen te draaien. Door het grote gewicht van de molensteen werden de olijven, welke op het platte vlak werden gegooid, geplet en kwam de kostbare olie vrij. In een hoek zit een gat waardoor de olie naar buitenstroomt en wordt opgevangen in een vat. Zeer waarschijnlijk werd het daar ook meteen gefilterd, met behulp van een doek, om zo de verse olie van grind, pitten en drab te ontdoen.
Er waren ook andere (kleinere) persen die gebruikt werden, zo is er bij Hazor een pers gevonden uit de 8ste eeuw v.C. die door mensenkracht werd aangedreven. Hierbij werden de olijven in een grote basalt steen geplet. Een grote draagboom werd aan een kant in de muur gestoken, waarbij halverwege een planken waren bevestigd boven de olijven die in zakken zaten. Aan het einde van de draagboom werden zware stenen gehangen om de druk te verhogen en ervoor zorgden dat de olie uit de olijven werden geperst. Het voordeel van deze pers is dat er minder vuil vrijkwam, immers de olijven zaten in zakken, waardoor de pitten en velletjes erin bleven, terwijl ook geen grind meekwam. Hierdoor kreeg men een betere kwaliteit olie. In de Bijbel lezen we dan ook dat dit "zuivere gestoten olijfolie" werd genoemd (Ex. 27:20; 29:40; Lev. 24:2; Num. 28:5; 1 Kon. 5:11). Dit type oliepers is overal in het noorden van Israël gevonden, terwijl in Judea er varianten op dit type pers zijn gevonden. Ook hier werd de olie aan een zijkant opgevangen in een olievat.
Aangemaakt 26 juli 2008