Hooglied 1:6

ABZiet mij er niet op aan dat ik zo donker ben, gebruind door de zon, De zonen van mijn moeder waren hard tegen mij,bewaakster van de wijngaarden gaven zij mij tot taak. Mijn wijngaard, die ik bezit, heb ik [hierdoor] niet bewaakt.
SVZiet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken; zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.
WLCאַל־תִּרְא֙וּנִי֙ שֶׁאֲנִ֣י שְׁחַרְחֹ֔רֶת שֶׁשֱּׁזָפַ֖תְנִי הַשָּׁ֑מֶשׁ בְּנֵ֧י אִמִּ֣י נִֽחֲרוּ־בִ֗י שָׂמֻ֙נִי֙ נֹטֵרָ֣ה אֶת־הַכְּרָמִ֔ים כַּרְמִ֥י שֶׁלִּ֖י לֹ֥א נָטָֽרְתִּי׃
Trans.’al-tirə’ûnî še’ănî šəḥarəḥōreṯ šeššĕzāfaṯənî haššāmeš bənê ’immî niḥărû-ḇî śāmunî nōṭērâ ’eṯ-hakərāmîm karəmî šellî lō’ nāṭārətî:

Algemeen

Zie ook: Moeder, Wijngaard, Zon, Zwart
Hooglied 2:15

Aantekeningen

Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken; zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

אַל־

-

תִּרְא֙וּנִי֙

Ziet mij niet aan

שֶׁ

-

אֲנִ֣י

-

שְׁחַרְחֹ֔רֶת

dat ik zwartachtig

שֶׁ

-

שֱּׁזָפַ֖תְנִי

heeft beschenen

הַ

-

שָּׁ֑מֶשׁ

ben, omdat mij de zon

בְּנֵ֧י

de kinderen

אִמִּ֣י

mijner moeder

נִֽחֲרוּ־

waren tegen mij ontstoken

בִ֗י

-

שָׂמֻ֙נִי֙

zij hebben mij gezet

נֹטֵרָ֣ה

tot een hoederin

אֶת־

-

הַ

-

כְּרָמִ֔ים

der wijngaarden

כַּרְמִ֥י

Mijn wijngaard

שֶׁ

-

לִּ֖י

-

לֹ֥א

-

נָטָֽרְתִּי

dien ik heb, heb ik niet gehoed


Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken; zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!