SV | Maar Gideon zeide tot hen: Ik zal over u niet heersen; ook zal mijn zoon over u niet heersen; de HEERE zal over u heersen. |
WLC | וַיֹּ֤אמֶר אֲלֵהֶם֙ גִּדְעֹ֔ון לֹֽא־אֶמְשֹׁ֤ל אֲנִי֙ בָּכֶ֔ם וְלֹֽא־יִמְשֹׁ֥ל בְּנִ֖י בָּכֶ֑ם יְהוָ֖ה יִמְשֹׁ֥ל בָּכֶֽם׃ |
Trans. | wayyō’mer ’ălēhem giḏə‘wōn lō’-’eməšōl ’ănî bāḵem wəlō’-yiməšōl bənî bāḵem JHWH yiməšōl bāḵem: |
Maar Gideon zeide tot hen: Ik zal over u niet heersen; ook zal mijn zoon over u niet heersen; de HEERE zal over u heersen.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Maar Gideon zeide tot hen: Ik zal over u niet heersen; ook zal mijn zoon over u niet heersen; de HEERE zal over u heersen.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!