G191 ἀκούω
horen, luisteren, opletten, begrijpen
Johannes 8:26 | Ik heb vele dingen van u te zeggen en te oordelen; maar Die Mij gezonden heeft, is waarachtig; en de dingen, die Ik van Hem gehoord heb, dezelve spreek Ik tot de wereld. |
Johannes 8:40 | Maar nu zoekt gij Mij te doden, een Mens, Die u de waarheid gesproken heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet. |
Johannes 8:43 | Waarom kent gij Mijn spraak niet? [Het is], omdat gij Mijn woord niet kunt horen. |
Johannes 8:47 | Die uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt. |
Johannes 9:27 | Hij antwoordde hun: Ik heb het u alrede gezegd, en gij hebt het niet gehoord; wat wilt gij het wederom horen? Wilt gijlieden ook Zijn discipelen worden? |
Johannes 9:31 | En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is, en Zijn wil doet, dien hoort Hij. |
Johannes 9:32 | Van [alle] eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. |
Johannes 9:35 | Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en hem vindende, zeide Hij tot hem: Gelooft gij in den Zoon van God? |
Johannes 9:40 | En dit hoorden [enigen] uit de Farizeen, die bij Hem waren, en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind? |
Johannes 10:3 | Dezen doet de deurwachter open, en de schapen horen zijn stem; en hij roept zijn schapen bij name, en leidt ze uit. |
Johannes 10:8 | Allen, zovelen als er voor Mij zijn gekomen, zijn dieven en moordenaars; maar de schapen hebben hen niet gehoord. |
Johannes 10:16 | Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, [en] een Herder. |
Johannes 10:20 | En velen van hen zeiden: hij heeft den duivel, en is uitzinnig; wat hoort gij Hem? |
Johannes 10:27 | Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij. |
Johannes 11:4 | En Jezus, [dat] horende, zeide: Deze krankheid is niet tot den dood, maar ter heerlijkheid Gods; opdat de Zone Gods door dezelve verheerlijkt worde. |
Johannes 11:6 | Als Hij dan gehoord had, dat hij krank was, toen bleef Hij [nog] twee dagen in de plaats, waar Hij was. |
Johannes 11:20 | Martha dan, als zij hoorde, dat Jezus kwam, ging Hem tegemoet; doch Maria bleef in huis zitten. |
Johannes 11:29 | Deze, als zij [dat] hoorde, stond haastelijk op, en ging tot Hem. |
Johannes 11:41 | Zij namen dan den steen weg, waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen opwaarts, en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij gehoord hebt. |
Johannes 11:42 | Doch Ik wist, dat Gij Mij altijd hoort; maar om der schare wil, die rondom staat, heb Ik [dit] gezegd, opdat zij zouden geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. |