G1097 γινώσκω
leren kennen, bemerken, weten, begrijpen, inzien, kennis hebben van
Efeziers 5:5 | Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God. |
Efeziers 6:22 | Denwelken ik tot datzelfde einde tot u gezonden heb, opdat gij onze zaken zoudt weten, en hij uw harten zou vertroosten. |
Filippenzen 1:12 | En ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen aan mij [is geschied], meer tot bevordering van het Evangelie gekomen is; |
Filippenzen 2:19 | En ik hoop in den Heere Jezus Timotheus haast tot u te zenden, opdat ik ook welgemoed moge zijn, als ik uw zaken zal verstaan hebben. |
Filippenzen 2:22 | En gij weet zijn beproeving, dat hij, als een kind [zijn] vader, met mij gediend heeft in het Evangelie. |
Filippenzen 3:10 | Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding, en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende; |
Filippenzen 4:5 | Uw bescheidenheid zij allen mensen bekend. De Heere is nabij. |
Colossenzen 4:8 | Denwelken ik tot hetzelfde einde tot u gezonden heb, opdat hij uw zaken wete, en uw harten vertrooste; |
1 Thessalonicensen 3:5 | Daarom ook [deze begeerte] niet langer kunnende verdragen, heb ik [hem] gezonden, om uw geloof te verstaan; of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben, en onze arbeid ijdel zou wezen. |
2 Timotheus 1:18 | De Heere geve hem, dat hij barmhartigheid vinde bij den Heere, in dien dag; en hoeveel hij [mij] te Efeze gediend heeft, weet gij zeer wel. |
2 Timotheus 2:19 | Evenwel het vaste fondament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn; en: Een iegelijk, die den Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid. |
2 Timotheus 3:1 | En weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. |
Hebreeen 3:10 | Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht, en sprak: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben Mijn wegen niet gekend. |
Hebreeen 8:11 | En zij zullen niet leren, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken de Heere; want zij zullen Mij allen kennen van den kleine onder hen tot den grote onder hen. |
Hebreeen 10:34 | Want gij hebt ook over mijn banden medelijden gehad, en de roving uwer goederen met blijdschap aangenomen, wetende, dat gij hebt in uzelven een beter en blijvend goed in de hemelen. |
Hebreeen 13:23 | Weet, dat de broeder Timotheus losgelaten is, met welken (zo hij haast komt) ik u zal zien. |
Jakobus 1:3 | Wetende, dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt. |
Jakobus 2:20 | Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is? |
Jakobus 5:20 | Die wete, dat degene, die een zondaar van de dwaling zijns wegs bekeert, een ziel van den dood zal behouden, en menigte der zonden zal bedekken. |
2 Petrus 1:20 | Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging; |