G1525 εἰσέρχομαι
binnengaan

Bijbelteksten

Johannes 18:33Pilatus dan ging wederom in het rechthuis, en riep Jezus, en zeide tot Hem: Zijt Gij de Koning der Joden?
Johannes 19:9En ging wederom in het rechthuis, en zeide tot Jezus: Van waar zijt Gij? Maar Jezus gaf hem geen antwoord.
Johannes 20:5En als hij nederbukte, zag hij de doeken liggen; nochtans ging hij [er] niet in.
Johannes 20:6Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging in het graf, en zag de doeken liggen.
Johannes 20:8Toen ging dan ook de andere discipel [er] in, die eerst tot het graf gekomen was, en zag het, en geloofde.
Handelingen 1:13En als zij ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, [namelijk] Petrus en Jakobus, en Johannes en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeus en Mattheus, Jakobus, [de zoon] van Alfeus, en Simon Zelotes, en Judas, [de broeder] van Jakobus.
Handelingen 1:21Het is dan nodig, dat van de mannen, die met ons ongedaan hebben al den tijd, in welken de Heere Jezus onder ons in- en uitgegaan is,
Handelingen 3:8En hij, opspringende, stond en wandelde, en ging met hen in den tempel, wandelende en springende, en lovende God.
Handelingen 5:7En het was omtrent drie uren daarna, dat ook zijn vrouw daar inkwam, niet wetende, wat er geschied was;
Handelingen 5:10En zij viel terstond neder voor zijn voeten, en gaf den geest. En de jongelingen ingekomen zijnde, vonden haar dood en droegen [ze] uit, en begroeven [haar] bij haar man.
Handelingen 5:21Als zij nu [dit] gehoord hadden, gingen zij tegen den morgenstond in den tempel, en leerden. Maar de hogepriester, en die met hem waren, gekomen zijnde, riepen den raad te zamen, en al de oudsten der kinderen Israels, en zonden naar den kerker, om hen te halen.
Handelingen 9:6En hij, bevende en verbaasd zijnde, zeide: Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal? En de Heere [zeide] tot hem: Sta op, en ga in de stad, en u zal [aldaar] gezegd worden, wat gij doen moet.
Handelingen 9:12En hij heeft in een gezicht gezien, dat een man, met name Ananias, inkwam, en hem de hand oplegde, opdat hij wederom ziende werd.
Handelingen 9:17En Ananias ging heen en kwam in het huis; en de handen op hem leggende, zeide hij: Saul, broeder! de Heere heeft mij gezonden, [namelijk] Jezus, Die u verschenen is op den weg, dien gij kwaamt, opdat gij weder ziende en met den Heiligen Geest vervuld zoudt worden.
Handelingen 10:3[Deze] zag in een gezicht klaarlijk, omtrent de negende ure des daags, een engel Gods tot hem inkomen, en tot hem zeggende: Cornelius!
Handelingen 10:24En des anderen daags kwamen zij te Cesarea. En Cornelius verwachtte hen, samengeroepen hebbende die van zijn maagschap en bijzonderste vrienden.
Handelingen 10:25En als het geschiedde, dat Petrus inkwam, ging hem Cornelius tegemoet, en vallende aan [zijn] voeten, aanbad hij.
Handelingen 10:27En met hem sprekende, ging hij in, en vond er velen, die samengekomen waren.
Handelingen 11:3Zeggende: Gij zijt ingegaan tot mannen, die de voorhuid hebben, en hebt met hen gegeten.
Handelingen 11:8Maar ik zeide: Geenszins, Heere, want nooit is iets, dat gemeen of onrein was, in mijn mond ingegaan.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin