2 Timotheus 2:13 | Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw; Hij kan Zichzelven niet verloochenen. |
2 Timotheus 2:26 | En zij wederom ontwaken mochten uit den strik des duivels, onder welken zij gevangen waren tot zijn wil. |
2 Timotheus 3:9 | Maar zij zullen niet meerder toenemen; want hun uitzinnigheid zal allen openbaar worden, gelijk ook [die] van genen geworden is. |
2 Timotheus 4:8 | Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben. |
Titus 3:7 | Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens. |
Hebreeen 3:10 | Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht, en sprak: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben Mijn wegen niet gekend. |
Hebreeen 4:2 | Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben. |
Hebreeen 4:11 | Laat ons dan ons benaarstigen, om in die rust in te gaan; opdat niet iemand in hetzelfde voorbeeld der ongelovigheid valle. |
Hebreeen 6:7 | Want de aarde, die den regen, menigmaal op haar komende, indrinkt, en bekwaam kruid voortbrengt voor degenen, door welke zij ook gebouwd wordt, die ontvangt zegen van God; |
Hebreeen 8:7 | Want indien dat eerste [verbond] onberispelijk geweest ware, zo zou voor het tweede geen plaats gezocht zijn geweest. |
Hebreeen 8:10 | Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israels maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. |
Hebreeen 10:16 | Want nadat Hij te voren gezegd had: Dit is het verbond, dat Ik met hen maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten geven in hun harten, en Ik zal die inschrijven in hun verstanden; |
Hebreeen 11:15 | En indien zij aan dat [vaderland] gedacht hadden, van hetwelk zij uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben, om weder te keren; |
Hebreeen 12:25 | Ziet toe, dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die dengene verwierpen, welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer [zullen] wij niet [ontvlieden], zo wij ons van Dien afkeren, Die van de hemelen [is]; |
Jakobus 1:7 | Want die mens mene niet, dat hij iets ontvangen zal van den Heere. |
Jakobus 4:15 | In plaats dat gij zoudt zeggen: Indien de Heere wil, en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen. |
2 Petrus 1:16 | Want wij zijn geen kunstelijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekend gemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit. |
1 Johannes 2:6 | Die zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft. |
1 Johannes 3:3 | En een iegelijk, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is. |
1 Johannes 3:5 | En gij weet, dat Hij geopenbaard is, opdat Hij onze zonden zou wegnemen; en geen zonde is in Hem. |