Lukas 12:24 | Aanmerkt de raven, dat zij niet zaaien, noch maaien, welke geen spijskamer noch schuur hebben, en God voedt dezelve; hoeveel gaat gij de vogelen te boven? |
Lukas 12:34 | Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn. |
Lukas 12:42 | En de Heere zeide: Wie is dan de getrouwe en voorzichtige huisbezorger, dien de heer over zijn dienstboden zal zetten, om [hun] ter rechter tijd het bescheiden deel spijze te geven? |
Lukas 13:18 | En Hij zeide: Wien is het Koninkrijk Gods gelijk, en waarbij zal Ik hetzelve vergelijken? |
Lukas 13:19 | Het is gelijk aan een mosterdzaad, hetwelk een mens genomen en in zijn hof geworpen heeft; en het wies op, en werd tot een groten boom, en de vogelen des hemels nestelden in zijn takken. |
Lukas 13:21 | Het is gelijk aan een zuurdesem, welken een vrouw nam, en verborg in drie maten meels, totdat het geheel gezuurd was. |
Lukas 14:17 | En hij zond zijn dienstknecht uit ten ure des avondmaals, om den genoden te zeggen: Komt, want alle dingen zijn nu gereed. |
Lukas 14:22 | En de dienstknecht zeide: Heer, het is geschied, gelijk gij bevolen hebt, en nog is er plaats. |
Lukas 14:31 | Of wat koning, gaande naar den krijg, om tegen een anderen koning te slaan, zit niet eerst neder, en beraadslaagt, of hij machtig is met tien duizend te ontmoeten dengene, die met twintig duizend tegen hem komt? |
Lukas 14:35 | Het is noch tot het land, noch tot den mesthoop bekwaam; men werpt het weg. Wie oren heeft, om te horen, die hore. |
Lukas 15:31 | En hij zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij, en al het mijne is uwe. |
Lukas 16:10 | Die getrouw is in het minste, die is ook in het grote getrouw; en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grote onrechtvaardig. |
Lukas 16:17 | En het is lichter, dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat een tittel der wet valle. |
Lukas 17:1 | En Hij zeide tot de discipelen: Het kan niet wezen, dat er geen ergernissen komen; doch wee [hem], door welken zij komen; |
Lukas 17:21 | En men zal niet zeggen: Ziet hier, of ziet daar, want, ziet, het Koninkrijk Gods is binnen ulieden. |
Lukas 18:16 | Maar Jezus riep dezelve [kinderkens] tot Zich, en zeide: Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert hen niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods. |
Lukas 18:25 | Want het is lichter, dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke in het Koninkrijk Gods inga. |
Lukas 18:27 | En Hij zeide: De dingen, die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God. |
Lukas 18:29 | En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg ulieden, dat er niemand is, die verlaten heeft huis, of ouders, of broeders, of vrouw, of kinderen, om het Koninkrijk Gods; |
Lukas 19:3 | En zocht Jezus te zien, wie Hij was; en kon niet vanwege de schare, omdat hij klein van persoon was. |