Handelingen 5:23 | Zeggende: Wij vonden wel den kerker met alle verzekerdheid toegesloten, en de wachters buiten staande voor de deuren; maar als wij [die] geopend hadden, vonden wij niemand daarbinnen. |
Handelingen 5:25 | En er kwam een, en boodschapte hun, zeggende: Ziet, de mannen, die gij in de gevangenis gezet hebt, staan in den tempel, en leren het volk. |
Handelingen 5:27 | En als zij hen gebracht hadden, stelden zij hen voor den raad; en de hogepriester vraagde hun, en zeide: |
Handelingen 6:6 | Welken zij voor de apostelen stelden; en [dezen], als zij gebeden hadden, legden hun de handen op. |
Handelingen 6:13 | En stelden valse getuigen, die zeiden: Deze mens houdt niet op lasterlijke woorden te spreken tegen deze heilige plaats en de wet. |
Handelingen 7:33 | En de Heere zeide tot hem: Ontbind de schoenen van uw voeten; want de plaats in welke gij staat, is heilig land. |
Handelingen 7:55 | Maar hij, vol zijnde des Heiligen Geestes, en de ogen houdende naar den hemel, zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechter[hand] Gods. |
Handelingen 7:56 | En hij zeide: Ziet, ik zie de hemelen geopend, en den Zoon des mensen, staande ter rechter[hand] Gods. |
Handelingen 7:60 | En vallende op de knieen, riep hij met grote stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe! En als hij dat gezegd had, ontsliep hij. |
Handelingen 8:38 | En hij gebood den wagen stil te houden; en zij daalden beiden af in het water, zo Filippus als de kamerling, en hij doopte hem. |
Handelingen 9:7 | En de mannen, die met hem over weg reisden, stonden verbaasd, horende wel de stem, maar niemand ziende. |
Handelingen 10:30 | En Cornelius zeide: Over vier dagen was ik vastende tot deze ure toe, en ter negende ure bad ik in mijn huis. |
Handelingen 11:13 | En hij heeft ons verhaald, hoe hij een engel gezien had, die in zijn huis stond, en tot hem zeide: Zend mannen naar Joppe, en ontbied Simon, die toegenaamd is Petrus; |
Handelingen 12:14 | En zij de stem van Petrus bekennende, deed van blijdschap de voorpoort niet open, maar liep naar binnen en boodschapte, dat Petrus voor [aan] de voorpoort stond. |
Handelingen 16:9 | En van Paulus werd in den nacht een gezicht gezien: er was een Macedonisch man staande, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonie, en help ons. |
Handelingen 17:22 | En Paulus, staande in het midden van de [plaats, genaamd] Areopagus, zeide: Gij mannen van Athene! ik bemerke, dat gij alleszins gelijk als godsdienstiger zijt. |
Handelingen 17:31 | Daarom dat Hij een dag gesteld heeft, op welken Hij den aardbodem rechtvaardiglijk zal oordelen, door een Man, Dien Hij [daartoe] geordineerd heeft, verzekering [daarvan] doende aan allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt heeft. |
Handelingen 21:40 | En als hij het toegelaten had, Paulus, staande op de trappen, wenkte met de hand tot het volk; en als er grote stilte geworden was, sprak hij hen aan in de Hebreeuwse taal, zeggende: |
Handelingen 22:25 | En alzo zij hem met de riemen uitrekten, zeide Paulus tot den hoofdman over honderd, die daar stond: Is het ulieden geoorloofd een Romeinsen mens, en [dien] onveroordeeld, te geselen? |
Handelingen 22:30 | En des anderen [daags], willende de zekerheid weten, waarom hij van de Joden beschuldigd werd, maakte hij hem los van de banden, en beval, dat de overpriesters en hun gehele raad zouden komen; en Paulus afgebracht hebbende, stelde hij [hem] voor hen. |