G3739 ὅς
wie, welke, wat, dat, terwijl

Bijbelteksten

Hebreeen 13:10Wij hebben een altaar, van hetwelk geen macht hebben te eten, die den tabernakel dienen.
Hebreeen 13:11Want welker dieren bloed voor de zonde gedragen werd in het heiligdom door den hogepriester, derzelver lichamen werden verbrand buiten de legerplaats.
Hebreeen 13:21Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
Hebreeen 13:23Weet, dat de broeder Timotheus losgelaten is, met welken (zo hij haast komt) ik u zal zien.
Jakobus 1:12Zalig is de man, die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft dengenen, die Hem liefhebben.
Jakobus 1:17Alle goede gave, en alle volmaakte gifte is van boven, van den Vader der lichten afkomende, bij Welken geen verandering is, of schaduw van omkering.
Jakobus 2:5Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, [om] rijk [te zijn] in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die Hem liefhebben?
Jakobus 4:4Overspelers en overspeleressen, weet gij niet, dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld.
Jakobus 4:5Of meent gij, dat de Schrift tevergeefs zegt: De Geest, Die in ons woont, heeft Die lust tot nijdigheid?
Jakobus 4:12Er is een enig Wetgever, Die behouden kan en verderven. Doch wie zijt gij, die een anderen oordeelt?
Jakobus 4:14Gij, die niet weet, wat morgen [geschieden zal], want hoedanig is uw leven? Want het is een damp, die voor een weinig [tijds] gezien wordt, en daarna verdwijnt.
Jakobus 5:10Mijn broeders, neemt tot een voorbeeld des lijdens, en der lankmoedigheid de profeten, die [in] den Naam des Heeren gesproken hebben.
1 Petrus 1:6In welke gij u verheugt, nu een weinig [tijds] (zo het nodig is) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen;
1 Petrus 1:8Denwelken gij niet gezien hebt, en [nochtans] liefhebt, in Denwelken gij nu, hoewel [Hem] niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde;
1 Petrus 1:10Van welke zaligheid ondervraagd en onderzocht hebben de profeten, die geprofeteerd hebben van de genade, aan u [geschied];
1 Petrus 1:12Denwelken geopenbaard is, dat zij niet zichzelven, maar ons bedienden deze dingen, die u nu aangediend zijn bij degenen, die u het Evangelie verkondigd hebben door den Heilige Geest, Die van den hemel gezonden is; in welke dingen de engelen begerig zijn in te zien.
1 Petrus 2:4Tot Welken komende, [als tot] een levenden Steen, van de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren [en] dierbaar;
1 Petrus 2:7U dan, die gelooft, is Hij dierbaar; maar den ongehoorzamen [wordt gezegd]: De Steen, Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots, en een rots der ergernis;
1 Petrus 2:8Dengenen [namelijk], die zich aan het Woord stoten, ongehoorzaam zijnde, waartoe zij ook gezet zijn.
1 Petrus 2:12En houdt uw wandel eerlijk onder de heidenen; opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij uit de goede werken, die zij in [u] zien, God verheerlijken mogen in den dag der bezoeking.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken