G3767 οὖν
dus, nu, dan, eens, immers, welnu dan

Bijbelteksten

Handelingen 25:17Als zij dan gezamenlijk alhier gekomen waren, zo heb ik, geen uitstel nemende, des [daags] daaraan op den rechterstoel gezeten, en beval, dat de man zoude [voor]gebracht worden;
Handelingen 25:23Des anderen daags dan, als Agrippa gekomen was en Bernice, met grote pracht, en als zij ingegaan waren in het rechthuis, met de oversten over duizend, en de mannen, die de voornaamsten de stad waren, werd Paulus op bevel van Festus [voor]gebracht.
Handelingen 26:4Mijn leven dan van der jonkheid aan, hetwelk van den beginne onder mijn volk te Jeruzalem geweest is, weten al de Joden;
Handelingen 26:9Ik meende waarlijk bij mijzelven, dat ik tegen den Naam van Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen moest doen.
Handelingen 26:22Dan, hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende beiden klein en groot; niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zoude:
Handelingen 28:5Maar hij schudde het beest af in het vuur, en leed niets kwaads.
Handelingen 28:9Als dit dan geschied was, kwamen ook tot hem de anderen, die krankheden hadden in het eiland, en werden genezen.
Handelingen 28:20Om deze oorzaak dan heb ik u bij mij geroepen, om [u] te zien en aan te spreken; want vanwege de hope Israels ben ik met deze keten omvangen.
Handelingen 28:28Het zij u dan bekend, dat de zaligheid Gods den heidenen gezonden is, en dezelve zullen horen.
Romeinen 2:21Die dan een anderen leert, leert gij uzelven niet? Die predikt, dat men niet stelen zal, steelt gij?
Romeinen 2:26Indien dan de voorhuid de rechten der wet bewaart, zal niet zijn voorhuid tot een besnijdenis gerekend worden?
Romeinen 3:1Welk is dan het voordeel van den Jood? Of welk is de nuttigheid der besnijdenis?
Romeinen 3:9Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben te voren beschuldigd beiden Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn;
Romeinen 3:27Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs.
Romeinen 3:28Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet.
Romeinen 3:31Doen wij dan de wet te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet.
Romeinen 4:1Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze vader, verkregen heeft naar het vlees?
Romeinen 4:9Deze zaligspreking dan, is die [alleen] over de besnijdenis, of ook over de voorhuid? Want wij zeggen, dat Abraham het geloof gerekend is tot rechtvaardigheid.
Romeinen 4:10Hoe is het [hem] dan toegerekend? Als hij in de besnijdenis was, of in de voorhuid? Niet in de besnijdenis, maar in de voorhuid.
Romeinen 5:1Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus Christus;

Mede mogelijk dankzij