G5043 τέκνον
nakomelingen, kinderen, kind

Bijbelteksten

Lukas 1:7En zij hadden geen kind, omdat Elizabet onvruchtbaar was, en zij beiden verre op hun dagen gekomen waren.
Lukas 1:17En hij zal voor Hem heengaan, in den geest en de kracht van Elias, om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk.
Lukas 2:48En zij, Hem ziende, werden verslagen; en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind! waarom hebt Gij ons zo gedaan? Zie, Uw vader en ik hebben U met angst gezocht.
Lukas 3:8Brengt dan vruchten voort der bekering waardig; en begint niet te zeggen bij uzelven: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken.
Lukas 7:35Doch de wijsheid is gerechtvaardigd geworden van al haar kinderen.
Lukas 11:13Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven dengenen, die Hem bidden?
Lukas 13:34Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens onder de vleugelen [vergadert]; en gijlieden hebt niet gewild?
Lukas 14:26Indien iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn.
Lukas 15:31En hij zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij, en al het mijne is uwe.
Lukas 16:25Maar Abraham zeide: Kind, gedenk, dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten.
Lukas 18:29En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg ulieden, dat er niemand is, die verlaten heeft huis, of ouders, of broeders, of vrouw, of kinderen, om het Koninkrijk Gods;
Lukas 19:44En zullen u tot den grond nederwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u den [enen] steen op den [anderen] steen niet laten; daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet bekend hebt.
Lukas 20:31En de derde nam dezelve [vrouw]; en desgelijks ook de zeven, en hebben geen kinderen nagelaten, en zijn gestorven.
Lukas 23:28En Jezus, Zich tot haar kerende zeide: Gij dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent over uzelven, en over uw kinderen.
Johannes 1:12Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, [namelijk] die in Zijn Naam geloven;
Johannes 8:39Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham is onze vader. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams kinderen waart, zo zoudt gij de werken van Abraham doen.
Johannes 11:52En niet alleen voor dat volk, maar opdat Hij ook de kinderen Gods, die verstrooid waren, tot een zou vergaderen.
Handelingen 2:39Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal.
Handelingen 7:5En Hij gaf hem geen erfdeel in hetzelve, ook niet een voetstap; en beloofde, dat Hij hem het zelve tot een bezitting geven zou, en zijn zade na hem, als hij [nog] geen kind had.
Handelingen 13:32En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is, dat [namelijk] God dezelve vervuld heeft aan ons, hun kinderen, als Hij Jezus verwekt heeft.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel