Johannes 20:23 | Zo gij iemands zonden vergeeft, dien worden zij vergeven; zo gij iemands [zonden] houdt, [dien] zijn zij gehouden. |
Johannes 21:5 | Jezus dan zeide tot hen: Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen. |
Handelingen 2:45 | En zij verkochten [hun] goederen en have, en verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van node had. |
Handelingen 3:2 | En een zeker man, die kreupel was van zijner moeders lijf, werd gedragen, welken zij dagelijks zetten aan de deur des tempels, genaamd de Schone, om een aalmoes te begeren van degenen, die in den tempel gingen; |
Handelingen 3:5 | En hij hield [de ogen] op hen, verwachtende, dat hij iets van hen zou ontvangen. |
Handelingen 4:32 | En de menigte van degenen, die geloofden, was een hart en een ziel; en niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen ware, maar alle dingen waren hun gemeen. |
Handelingen 4:34 | Want er was ook niemand onder hen, die gebrek had; want zovelen als er bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij, en brachten den prijs der verkochte [goederen], en legden [dien] aan de voeten der apostelen. |
Handelingen 4:35 | En aan een iegelijk werd uitgedeeld, naar dat elk van node had. |
Handelingen 5:1 | En een zeker man, met name Ananias, met Saffira, zijn vrouw, verkocht een have; |
Handelingen 5:2 | En onttrok van den prijs, ook met medeweten zijner vrouw; en bracht een zeker deel, en legde [dat] aan de voeten der apostelen. |
Handelingen 5:15 | Alzo dat zij de kranken uitdroegen op de straten, en legden op bedden en beddekens, opdat, als Petrus kwam, ook maar de schaduw iemand van hen beschaduwen mocht. |
Handelingen 5:25 | En er kwam een, en boodschapte hun, zeggende: Ziet, de mannen, die gij in de gevangenis gezet hebt, staan in den tempel, en leren het volk. |
Handelingen 5:34 | Maar een zeker Farizeer stond op in den raad, met name Gamaliel, een leraar der wet, in waarde gehouden bij al het volk, en gebood, dat men de apostelen een weinig zou doen buiten [staan]. |
Handelingen 5:36 | Want voor deze dagen stond Theudas op, zeggende, dat hij wat was, dien een getal van omtrent vierhonderd mannen aanhing; welke is omgebracht, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid en tot niet geworden. |
Handelingen 6:9 | En er stonden op sommigen, die waren van de synagoge, genaamd der Libertijnen, en der Cyreneers, en der Alexandrijnen, en dergenen, die van Cilicie en Azie waren, en twistten met Stefanus. |
Handelingen 7:24 | En ziende een, die onrecht leed, beschermde hij [hem], en wreekte dengene, dien overlast geschiedde, en versloeg den Egyptenaar. |
Handelingen 8:9 | En een zeker man, met name Simon, was te voren in de stad plegende toverij, en verrukkende de zinnen des volks van Samaria, zeggende van zichzelven, dat hij wat groots was. |
Handelingen 8:31 | En hij zeide: Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht? En hij bad Filippus, dat hij zou opkomen, en bij hem zitten. |
Handelingen 8:34 | En de kamerling antwoordde Filippus en zeide: Ik bid u, van Wien zegt de profeet dit, van zichzelven, of van iemand anders? |
Handelingen 8:36 | En alzo zij over weg reisden, kwamen zij aan een zeker water; en de kamerling zeide: Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden? |