1 Corinthiers 16:10 | Zo nu Timotheus komt, ziet, dat hij buiten vreze bij u zij; want hij werkt het werk des Heeren, gelijk als ik. |
2 Corinthiers 2:17 | Want wij dragen niet, gelijk velen, het Woord Gods te koop, maar als uit oprechtheid, maar als uit God, in de tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus. |
2 Corinthiers 3:1 | Beginnen wij onszelven wederom [u] aan te prijzen? Of behoeven wij ook, gelijk sommigen, brieven van voorschrijving aan u, of [brieven] van voorschrijving van u? |
2 Corinthiers 3:5 | Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God; |
2 Corinthiers 5:19 | Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. |
2 Corinthiers 5:20 | Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen. |
2 Corinthiers 6:4 | Maar wij, als dienaars van God, maken onszelven in alles aangenaam, in vele verdraagzaamheid, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden, |
2 Corinthiers 6:8 | Door eer en oneer, door kwaad gerucht en goed gerucht; als verleiders, en [nochtans] waarachtigen; |
2 Corinthiers 6:9 | Als onbekenden, en [nochtans] bekend; als stervenden, en ziet, wij leven; als getuchtigd, en niet gedood; |
2 Corinthiers 6:10 | Als droevig zijnde, doch altijd blijde; als arm, doch velen rijk makende; als niets hebbende, en [nochtans] alles bezittende. |
2 Corinthiers 6:13 | Nu, [om] dezelfde vergelding [te doen], (ik spreek als tot [mijn] kinderen) zo wordt gij ook uitgebreid. |
2 Corinthiers 7:14 | Want indien ik iets bij hem over u geroemd heb, zo ben ik niet beschaamd geworden; maar gelijk wij alles met waarheid tot u gesproken hebben, alzo is ook onze roem, dien [ik] bij Titus [geroemd heb], waarheid geworden. |
2 Corinthiers 7:15 | En zijn innerlijke bewegingen zijn te overvloediger jegens u, als hij uw aller gehoorzaamheid overdenkt, hoe gij hem met vreze en beven hebt ontvangen. |
2 Corinthiers 9:5 | Ik heb dan nodig geacht deze broeders te vermanen, dat zij eerst tot u zouden komen, en voorbereiden uw te voren aangedienden zegen; opdat die gereed zij, alzo als een zegen, en niet als een vrekheid. |
2 Corinthiers 10:2 | Ik bid dan, dat ik, tegenwoordig zijnde, niet stout moge zijn met die vrijmoedigheid, waarmede ik geacht word stoutelijk gehandeld te hebben tegen sommigen, die ons achten, alsof wij naar het vlees wandelden. |
2 Corinthiers 10:9 | Opdat ik niet zou schijnen, alsof ik u door de brieven wilde verschrikken. |
2 Corinthiers 10:14 | Want wij strekken onszelven niet te wijd uit, als die tot u niet zouden komen; want wij zijn ook gekomen tot u toe, in het Evangelie van Christus; |
2 Corinthiers 11:3 | Doch ik vrees, dat niet enigszins, gelijk de slang Eva door haar arglistigheid bedrogen heeft, alzo uw zinnen bedorven worden, [om af te wijken] van de eenvoudigheid, die in Christus is. |
2 Corinthiers 11:15 | Zo is het dan niets groots, indien ook zijn dienaars zich veranderen, als [waren zij] dienaars der gerechtigheid; van welke het einde zal zijn naar hun werken. |
2 Corinthiers 11:16 | Ik zeg wederom, dat niemand mene, dat ik onwijs ben; doch zo niet, neemt mij [dan] aan als een onwijze, opdat ik ook een weinig moge roemen. |